Orotracheale intubatie is nodig om de luchtweg open te houden wanneer een patiënt onder algehele narcose geopereerd wordt. Het is bekend dat daarbij complicaties op kunnen treden, zoals schade aan het gebit, aspiratie, dislocatie van de beademingsbuis (‘tube’) en druknecrose van de trachea. In dit artikel beschrijven wij een patiënte met een zeldzame neurologische complicatie van orotracheale intubatie.
Samenvatting
Achtergrond
Orotracheale intubatie is nodig om de luchtweg open te houden wanneer een patiënt onder algehele narcose geopereerd wordt. Wij beschrijven een patiënte met een zeldzame complicatie van orotracheale intubatie.
Casus
Een 70-jarige vrouw onderging onder algehele narcose een herhaalde pulmonale-venenisolatie vanwege atriumfibrilleren. Omdat de procedure naar verwachting lang zou gaan duren en omdat de chirurg tijdens de operatie mogelijk transoesofageale echografie van het hart wilde verrichten, kozen wij ervoor om patiënte orotracheaal te intuberen. Na de operatie kreeg zij last van dyspneu, slikklachten en dysartrie. Bij lichamelijk onderzoek zagen wij een hoogstand van de rechter farynxhelft en een deviatie van de tong naar rechts. Dit bleek te berusten op uitval van de N. hypoglossus.
Conclusie
Uitval van de N. hypoglossus is een zeldzame complicatie van orotracheale intubatie. Er bestaat geen bewezen effectieve behandeling voor deze complicatie. De prognose is gunstig: 69% van de patiënten herstelt volledig in de eerste 6 maanden na de intubatie. Patiënten met deze complicatie moeten ondersteunende therapie krijgen, zoals begeleiding door een logopedist en aanpassingen in hun dieet, om aspiratie te voorkomen.
Reacties