Samenvatting
Doel
Onderzoeken welke factoren samenhangen met onvoldoende voortgang en onvrijwillige uitval uit het eerste jaar van de opleiding Huisartsgeneeskunde.
Opzet
Retrospectieve, observationele cohortstudie.
Methode
Van aiossen die in de periode maart 2005-augustus 2007 in Utrecht begonnen met de huisartsopleiding werden de persoonskenmerken verzameld, waaronder leeftijd, geslacht en klinische ervaring. Verder werden competentiescores op de taakgebieden ‘vakinhoudelijk handelen’, ‘arts-patiëntcommunicatie’ en ‘professionaliteit’ verzameld, alsmede de scores op een landelijke kennistoets. De uitkomstmaten waren ‘onvoldoende voortgang’ en ‘onvrijwillige uitval’. Met multivariate logistische regressie werd de samenhang onderzocht tussen persoonskenmerken en scores op de 3 competenties en de kennistoets in het 1e kwartaal enerzijds en onvoldoende voortgang of onvrijwillige uitval anderzijds.
Resultaten
In totaal begonnen 215 aiossen aan de huisartsopleiding. Een kwart van de aiossen had in het 1e kwartaal een onvoldoende voor 1 of meer taakgebieden. De competentiescores op de 3 taakgebieden hingen onderling samen, maar hingen niet samen met de kennisscore. Bij 18 aiossen was er onvoldoende voortgang in de opleiding en 3 aiossen moesten stoppen met de opleiding. Onvoldoende voortgang en uitval hingen samen met de leeftijd (gecorrigeerde oddsratio (OR): 1,1; 95%-BI: 1,0-1,3), onvoldoende kennis (gecorrigeerde OR: 8,9; 3,0-26,3) en vakinhoudelijk handelen (gecorrigeerde OR: 2,1; 1,1-4,0) aan het begin van de opleiding.
Conclusie
Leeftijd, onvoldoende huisartsgeneeskundige kennis en onvoldoende vakinhoudelijke competenties aan het begin van de opleiding waren risicofactoren voor uitval of onvoldoende voortgang van de huisartsopleiding.
Reacties