In Nederland wordt aan bijna iedere medische faculteit aandacht geschonken aan de geschiedenis van de geneeskunde. Het uitgangspunt daarbij is dat kennis van de geschiedenis van het eigen vak de blik verruimt en een identiteitsvormende rol speelt voor de professie. Doordat de aanstaande medicus zich leert plaatsen in een voortgaande traditie van wetenschap en beroepsuitoefening fungeert het verleden als een soort collectief geheugen. Kortom: van de geschiedenis kan men leren. Die gedachte is niet nieuw, maar stamt uit de 19e eeuw, toen de geschiedenis der geneeskunde een zelfstandige academische discipline werd. Er werden leerstoelen ingesteld, het vak werd opgenomen in het medisch curriculum en er werden leerboeken samengesteld ten behoeve van het medisch-historisch onderwijs.
Ook in Nederland gebeurde dat: in 1867 werd Abraham Hartog Israëls (1822-1883; figuur 1) benoemd tot lector in de encyclopedie, de hodegetiek (inleiding), de hygiëne en de geschiedenis van de geneeskunde aan het Atheneum Illustre…
Reacties