Otto Brunfels (c. 1489-1534), Hieronymus Bock (1498-1554) en Leonhard Fuchs (1501-1566) worden de ‘vaders van de botanie’ genoemd. Deze drie medici hebben in hun botanische werken een nieuw concept voor de plantkunde ontwikkeld, duidelijk afwijkend van de tot dan toe gehanteerde beschrijvingen van planten, die waren gebaseerd op middeleeuwse handschriften. In de bibliotheek van de Vereniging Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde bevinden zich verschillende kruidenboeken die zijn geschreven door deze auteurs: één van Brunfels, twee van Bock en drie van Fuchs, waarmee de vroege botanie dus uitstekend is vertegenwoordigd.1 In deze bijdrage ga ik in op het werk van Leonhard Fuchs.
Opkomst van de botanie
De opkomst van de botanie in de 16e eeuw hing geheel samen met de ontwikkeling van de geneeskunde. De kennis van planten was onmisbaar voor het bereiden van medicamenten, die voor een belangrijk deel uit plantaardige bestanddelen waren samengesteld. Uit de Oudheid en de Middeleeuwen…
Reacties