Samenvatting
Doel
Evaluatie van het infectiecontrolebeleid in een verpleeghuis.
Opzet
Een descriptief onderzoek van jaarverslagen van 1981-1992.
Plaats
Verpleeghuis De Bieslandhof, Delft.
Patiënten en methode
Van alle gedurende een jaargang in het verpleeghuis opgenomen patiënten werden de voorgeschreven antimicrobiële middelen verdeeld naar de plaats van de infectie geregistreerd. Urinekweken werden afgenomen wanneer het voorschrijven van een antimicrobieel middel werd overwogen en het gebruik van de verblijfcatheter werd beperkt.
Resultaten
Van 1981-1984 halveerde met het aantal patiënten met een verblijfcatheter ook het aantal dat jaarlijks herhaald met antimicrobiële middelen werd behandeld. Daarna bleef het percentage patiënten dat jaarlijks eenmalig respectievelijk herhaaldelijk antimicrobiële therapie kreeg 20 en 7 van de totale populatie. Vanaf 1985 werden per 1000 patiëntdagen 0,9 urineweginfecties en 1,1 lagere-luchtweginfecties behandeld; de overige infecties vormden een kleine minderheid. Bij niet-gecatheteriseerde verpleeghuispatiënten of vanuit het ziekenhuis (her)opgenomen patiënten was er vaker sprake van een urineweginfectie met Escherichia coli dan bij deze patiënten met een verblijfcatheter. De antimicrobiële keuze veranderde door de jaren heen niet, met uitzondering van het vervangen van sulfamethizol door pipemidinezuur in 1989.
Conclusie
Het blijkt mogelijk dat verpleeghuisartsen gezamenlijk in een verpleeghuis infectiecontrole uitvoeren, in de vorm van een restrictief antibioticum- en blaascatheterbeleid. Niet antimicrobieel behandelde infecties vallen buiten dit beleid.
Reacties