Samenvatting
Doel
Landelijk inventariseren van onverwachte neveneffecten van bloedtransfusie en van incidenten (gezamenlijk ‘transfusiereacties’) in de transfusieketen over 2003, om te komen tot gerichte aanbevelingen ter verhoging van de transfusieveiligheid.
Opzet
Observationeel.
Methode
Een landelijk uniform meldformulier met definities en handleiding werd in het voorjaar van 2003 verspreid onder alle Nederlandse ziekenhuizen, met het verzoek met terugwerkende kracht vanaf januari 2003 transfusiereacties te melden aan het Landelijk Hemovigilantiebureau Transfusiereacties in Patiënten (TRIP); TRIP is onafhankelijk en wordt bestuurd door vertegenwoordigers van beroepsverenigingen die betrokken zijn bij bloedtransfusie. Ieder ziekenhuis kreeg een meldcode. Meldingen waren anoniem wat betreft patiënt en behandelaar en in principe vrijwillig. De meldingen werden beoordeeld op ernst en op toeschrijfbaarheid aan de transfusie.
Resultaten
Meldingen werden ontvangen van 82 (80) ziekenhuizen; 9 ziekenhuizen lieten expliciet weten dat er in 2003 geen transfusiereacties waren geweest. In totaal werden 1267 meldingen ontvangen. Hiervan waren 803 (63) door de melder ingedeeld naar ernst, en daaruit waren 52 (6) van graad 2 (‘matige tot ernstige morbiditeit’) of ernstiger. In de categorieën met mogelijke infectieuze complicatie waren 2 meldingen over bacteriële contaminatie na beoordeling ‘zeker’ toe te schrijven aan de transfusie. Er werden 34 meldingen ontvangen over toediening van een verkeerd bloedproduct, met in totaal 9 transfusiereacties (4 van ernstgraad 2) als gevolg. Het totale aantal meldingen over 2003 betrof 1,6/1000 bloedproducten.
Conclusie
De participatie vanuit de ziekenhuizen was in het eerste meldjaar 2003 goed. Het merendeel van de meldingen betrof niet-ernstige meldingen van de reeds bekende bijwerkingen van bloedtransfusie; 52 meldingen waren opgegeven als graad 2 of ernstiger.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2622-7
Reacties