Samenvatting
Doel
Beschrijven van de toenemende prevalentie van invasieve infecties met Haemophilus influenzae type b (Hib) in Nederland, vóór en na de introductie van vaccinatie tegen Hib in 1993, en nagaan van mogelijke verklaringen voor de toename.
Opzet
Beschrijvend.
Methode
Gegevens over de prevalentie van invasieve infecties met Hib, zoals meningitis en epiglottitis, in de jaren 1990-2004 werden betrokken van het Nederlands Referentielaboratorium voor Bacteriële Meningitis, waar Hib-isolaten uit liquor en bloed uit het hele land worden verzameld.
Resultaten
Na 1993 daalde de incidentie van invasieve Hib-infecties in enkele jaren sterk. Het totaalaantal isolaten bereikte een dal in 1999 (n = 12) en steeg vervolgens tot 49 in 2004. Vaccinfalen kwam in de periode 1995-2001 jaarlijks bij hooguit 5 patiënten voor, maar vanaf 2002 bij 10-15. Er is geen zekere verklaring voor de toename van de incidentie van invasieve Hib-infecties. Niet-waarschijnlijke oorzaken zijn een surveillanceartefact, een verminderde respons tegen het vaccin door veranderingen in het vaccinatieschema of door interactie met andere vaccins, of selectie van Hib-varianten waartegen minder immuniteit bestaat. Waarschijnlijk gaat het om ‘secundair vaccinfalen’: door massavaccinatie is het Hib-dragerschap verminderd, waardoor natuurlijke boosting later in het leven minder vaak optreedt. Dit leidt tot afname van immuniteit en een verhoogde gevoeligheid voor invasieve infecties. Zorgvuldige surveillance van invasieve Hib-infecties in Nederland blijft van groot belang.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2738-42
Reacties