Samenvatting
Doel
De incidentie rapporteren van gonorroe en van de resistentieontwikkeling van Neisseria gonorrhoeae over de periode 2000-2003 bij bezoekers van de polikliniek voor seksueel overdraagbare aandoeningen van de GG&GD Amsterdam.
Opzet
Descriptief.
Methode
Bij bezoekers aan de soa-polikliniek werd urethra of cervix uitgestreken voor kweek op N. gonorrhoeae en werd, afhankelijk van de gerapporteerde seksuele technieken, ook een keel- en een rectumuitstrijk afgenomen. Voor de gevoeligheidsbepaling werd de diskdiffusietechniek gebruikt in combinatie met een bètalactamasetest.
Resultaten
In 2003 werd een daling gezien van het aantal gonorroe-isolaten ten opzichte van 2002; van 1047 naar 772. Daarnaast werd een stijging waargenomen in het aantal fluorochinolonresistente N. gonorrhoeae (FRNG) van 3 in 2000 naar 56 in 2003 (p < 0,001). Bij mannen die seks hebben met mannen steeg het aandeel FRNG van 1 op 568 isolaten (0,2) in 2000 naar 50 op 478 isolaten (10,5) in 2003 (p < 0,001). Bij heteroseksuele mannen steeg het aantal FRNG-isolaten van 2 per 275 (0,7) in 2000 naar 16 per 297 (5,4) in 2002, maar in 2003 daalde dit weer naar 6 per 190 isolaten (3,4; p = 0,146). Bij vrouwen werden in 2003 geen FRNG-isolaten gevonden (2000: 0/180 (0,0); 2001: 2/160 (1,3); 2002: 4/183 (2,2)).
Conclusie
De recente FRNG-incidentie boven de 5 onder mannen die seks hebben met mannen maakt ciprofloxacine en andere fluorochinolonen ongeschikt als eerstekeustherapie bij ongecompliceerde gonorroe zonder beschikbare informatie over het resistentiepatroon. Geadviseerd wordt cefotaxim te gebruiken wanneer (nog) geen uitslag van de resistentiebepaling voorhanden is.
Reacties