artikel
Het blijft soms wat tobben in de geneeskunde. Zeker, er kan heel veel en voor veel patiënten zijn de vooruitzichten aanmerkelijk beter dan enkele decennia geleden. De diagnostiek wordt ook steeds verfijnder en met nog betere moleculaire technieken zouden wel eens revolutionaire ontwikkelingen in het verschiet kunnen liggen. Een voorbeeld van zo’n mogelijke ontwikkeling vindt u in dit nummer van het tijdschrift. Caroline Drukker en haar collega’s beschrijven namelijk de waarde van genexpressieprofielen voor het bepalen van de prognose van patiënten met een mammacarcinoom (A7001). Deze profielen zouden in bepaalde gevallen de behandelaar kunnen helpen om al dan niet adjuvante chemotherapie in te zetten. Zoals de auteurs terecht opmerken, moeten nog wel eerst de resultaten van prospectief onderzoek worden afgewacht voordat de plaats van deze techniek in het diagnostisch proces wat duidelijker aangegeven kan worden.
Het probleem met veel van dit soort onderzoek is echter dat onderzoekers nogal eens de neiging hebben om in hun enthousiasme te voorbarig wat sterkere conclusies te trekken dan strikt genomen verdedigbaar is. En dan wordt het tobben, want de verwachtingen van de patiënt zijn vaak onrealistisch hoog gespannen. Hoe vaak heeft het verleden al niet laten zien dat een diagnostische test, wanneer op grotere schaal toegepast, niet datgene bracht waar men op gehoopt had? En dan blijkt het toch verdraaid lastig om zo’n test obsoleet verklaard te krijgen. Door de veelheid aan beschikbare testen dreigt ook snel het gevaar van overdiagnostiek.
Gelukkig houdt Patrick Bindels in dit nummer een pleidooi om vast te houden aan een rationeel aanvraagbeleid (A7770). Weliswaar geschreven naar aanleiding van een artikel over slapeloosheid (A6791), maar met een algemeen geldende boodschap: voer alleen gerichte diagnostiek uit en vraag niet routinematig allerlei ander onderzoek aan. Toch blijft het ook met een verstandig aanvraagbeleid nog wel eens tobben: ook de patiënt speelt een rol en dat blijft in de discussies over het al dan niet inzetten van diagnostisch onderzoek vaak onbesproken. Niet zelden is het immers de patiënt die op basis van al te positieve berichtgeving om extra onderzoeken vraagt. Dan komt het op de overtuigingskracht van de dokter aan om geen onnodig onderzoek te laten doen en geen overdiagnostiek te bedrijven. Dat we met het informeren van de patiënt over het nut en onnut van diagnostiek extra tijd moeten investeren, is duidelijk. Maar liever dat, dan tobben over uitslagen waar we eigenlijk niet op zaten te wachten.
Reacties