Tienerzwangerschappen naar etniciteit in Nederland, 1990-1993

To determine and compare the obstetrical results of teenage pregnancies among the main ethnic groups in the Netherlands.

Design

Retrospective cohort study.

Method

From the cohorts 1990-1993 of the Landelijke Verloskundige Registratie (LVR, National Obstetrical Registration) the data were analysed concerning primiparae aged 14-19 years with a single pregnancy.

Results

During the period 1990-1993, 14.9 of the women whose parturitions were recorded in the LVR were allochtonous, of the teenage pregnancies recorded 55.2 occurred in an allochtonous population group. The numbers (percentages) of teenage pregnancies (primiparae, singles) in the various ethnic groups were 4742 (2.2) in the autochtonous group, 3974 (25.9) in the (Muslim) mediterraneous, 340 (7.8) in the non-Dutch European, 588 (14.9) in the Afro-allochtonous, 316 (9.7) in the Hindustani, 263 (5.5) in the Asian (excluding Hindustani and Asian Turkish) and 360 (10.4) in the remaining ethnic groups. Hindustani and orthodox Muslims regard teenage pregnancy positively.

The perinatal mortality was higher among Afro-allochtonous than among autochtonous teenagers (odds ratio: 2.89 (95 confidence interval: 1.89-4.40)), and the same was true of premature and immature parturition. Both findings occurred significantly more often in the autochtonous, Afro-allochtonous and Asian population parts than among women of the same ethnic groups aged 20-24 years. In relation to autochtonous women aged 20-24, the odds ratios for perinatal mortality and premature and immature parturition among Afro-allochtonous women were 3.64 (2.50-5.30) and 2.02 (1.59-2.55), respectively; after correction for pre- and immature parturition the odds ratio for perinatal mortality decreased to 2.35 (1.51-3.66). Low birth weight was less frequent among the Mediterraneans and more frequent among the Afro-allochtonous and Hindustani than among the autochtonous. Induced vaginal deliveries were less frequent among allochtonous teenagers, the risk of caesarean section was lower among Mediterranean teenagers but higher among Afro-allochtonous, Hindustani and other ethnic teenagers than among autochtonous teenagers. All groups of teenagers had lower frequencies of induced delivery than women of the same ethnic groups aged 20-24 years.

Conclusions

Teenage pregnancy in the Netherlands occurs much more often among allochtonous than among autochtonous women and is encountered most often among (Muslim) mediterranean and Afro-allochtonous groups. Obstetrical results vary greatly from one ethnic teenage group to another; they are poorest among the Afro-allochtonous, best among the Hindustani group. Among the mediterranean teenagers, they are similar to those among the autochtonous group.

Samenvatting

Doel

Bepalen en vergelijken van de verloskundige uitkomsten van tienerzwangerschappen bij de belangrijkste etnische groepen in Nederland.

Opzet

Retrospectief cohortonderzoek.

Methode

Uit de cohorten 1990-1993 van de Landelijke Verloskundige Registratie (LVR) werden de gegevens geanalyseerd van primiparae van 14-19 jaar met een eenlingzwangerschap.

Resultaten

In de periode 1990-1993 was 14,9 van de vrouwen van wie de bevalling was geregistreerd in de LVR allochtoon, van de geregistreerde tienerzwangerschappen was 55,2 in een allochtone bevolkingsgroep. De aantallen (percentages) tienerzwangerschappen (primiparae, eenlingen) in de verschillende etnische groepen waren 4742 (2,2) in de autochtone, 3974 (25,9) in de (islamitisch) mediterrane, 340 (7,8) in de niet-Nederlands Europese, 588 (14,9) in de Afro-allochtone, 316 (9,7) in de Hindoestaanse, 263 (5,5) in de Aziatische (exclusief Hindoestaans en Aziatisch Turks) en 360 (10,4) in de overige etnische groepen. Hindoestanen en orthodoxe islamieten staan positief tegenover tienerzwangerschap.

De perinatale sterfte was bij Afro-allochtone tieners hoger dan bij de autochtone (oddsratio: 2,89 (95-betrouwbaarheidsinterval: 1,89-4,40)), evenals partus prae- en immaturus. Beide uitkomsten kwamen significant vaker voor in het autochtone, Afro-allochtone en Aziatische bevolkingsdeel dan bij 20-24-jarigen van dezelfde etnische groep. Ten opzichte van autochtone 20-24-jarigen was de oddsratio voor perinatale sterfte en partus prae- en immaturus bij Afro-allochtonen respectievelijk 3,64 (2,50-5,30) en 2,02 (1,59-2,55); na correctie op partus prae- en immaturus verminderde de oddsratio voor de perinatale sterfte tot 2,35 (1,51-3,66). Laag geboortegewicht kwam bij de mediterranen minder maar bij de Afro-allochtonen en Hindoestanen meer voor dan bij autochtonen. Vaginale kunstbevallingen kwamen minder vaak voor onder allochtone tieners, het risico op een keizersnede was lager bij mediterrane tieners, maar hoger bij Afro-allochtone, Hindoestaanse en andere etnische tieners dan bij autochtone tieners. Alle groepen tieners hadden lagere frequenties kunstverlossingen dan de 20-24-jarigen van dezelfde etnische groep.

Conclusies

Tienerzwangerschap komt in Nederland veel vaker voor bij allochtonen dan bij autochtonen en wordt het meest aangetroffen bij de (islamitische) mediterranen en Afro-allochtonen. Verloskundige uitkomsten tussen de etnische tienergroepen verschillen sterk; het ongunstigst zijn ze bij de Afro-allochtone, het gunstigst bij de Hindoestaanse. Bij de mediterrane tieners zijn ze vergelijkbaar met die van de autochtone groep.