Samenvatting
Doel
Het berekenen van de kosten en de baten van de introductie van teleradiologie in een huisartsenpraktijk op Ameland vanuit 3 perspectieven: a) de huisarts (financier); b) patiënten; c) ziektekostenverzekeraars.
Opzet
Beschrijvend, kosten-batenanalyse.
Methode
Over het jaar 2009, 1,5 jaar na de introductie van een teleradiologiefaciliteit in een huisartsenpraktijk op Ameland, werden de bedrijfseconomische kosten, de bespaarde reiskosten en reistijd van de patiënten, en de teleradiologiekosten voor de ziektekostenverzekeraar vergeleken met de kosten die gemaakt zouden zijn zonder gebruik van teleradiologie.
Resultaten
In 2009 zijn in de huisartsenpraktijk 426 röntgenonderzoeken uitgevoerd, waarvan 241 voor met trauma’s en 185 voor andere klachten. Met een vergoeding van €100 per onderzoek tijdens kantooruren (€200 in de avond- en weekenddienst) bedroegen de baten voor de huisarts (financier) €46.698 en de kosten €45.710. Dit leverde een batig saldo op van bijna €980. Patiënten besparen omgerekend €111.068 aan reistijd en -kosten. Ziektekostenverzekeraars zijn minimaal €89.265 goedkoper uit voor diagnose en behandeling.
Conclusie
De introductie van teleradiologie in een huisartsenpraktijk op Ameland leidt tot aanzienlijke kostenbesparingen voor zowel patiënten als ziektekostenverzekeraars. In de toekomst kan deze manier van diagnostiek bedrijven uitgebreid worden, vooral in gebieden op grote afstand van het ziekenhuis, en kan een gedeelte van de diagnostiek en daarnaast ook behandeling in de eerstelijns gezondheidszorg ondergebracht worden tegen lagere kosten.
Teleradiologie in de huisartsenpraktijk, kosten-batenanalyse
In dit artikel wordt aangetoond hoe teleradiologie efficiënt kan ingezet worden en een bijdrage kan leveren aan de zorg in afgelegen gebieden, althans wat het kostengedeelte betreft. Wat ik mis in het artikel is enige beschrijving van de "methodiek", maw welke apparatuur werd gebruikt om de foto's te maken en door wie werden de foto's gemaakt. Verder wordt in dit artikel jammer genoeg geen aandacht besteed aan het kwaliteitsaspect van teleradiologie, m.a.w. waren de foto's goed beoordeelbaar. Daarnaast is het niet duidelijk of in de berekeningen rekening werd gehouden met patiënten die zich vooralsnog toch nog naar het ziekenhuis moesten begeven voor bijkomende onderzoeken (of re-takes), bijvoorbeeld omdat de oorspronkelijke foto niet accuraat beoordeelbaar was. Soms is het ook nodig om aanvullend onderzoek te doen, bijvoorbeeld patiënten die klachten blijven houden door gemiste fractuur (waarna een CT of MRI moet gemaakt worden). Het is niet duidelijk of dit ook in de analyse werd meegenomen. Erik Ranschaert, radioloog, Jeroen Bosch ziekenhuis
Teleradiologie in de huisartsenpraktijk (antwoord auteurs)
Bedankt voor uw reactie. U constateert dat een aantal aspecten niet aan bod komen in het artikel. Zoals we aangeven beperkt dit artikel zich tot de kosten-batenanalyse van de teleradiologie en zijn artikelen over de medisch-technische kwaliteit en de patiënttevredenheid als onderdeel van een promotieonderzoek in voorbereiding. Een deel van uw vragen zullen dan ook beantwoord worden in separate artikelen.
Uw vraag rond de methodiek komt daarin zeker aan de orde. De foto’s worden gemaakt met een Siemens Mobilett. De totstandkoming van de keuze voor dit apparaat evenals de organisatie van teleradiologie worden in een apart hoofdstuk beschreven. Wie de foto maakt (2 röntgenlaboranten, de doktersassistenten of de huisartsen) hangt onder meer af van de complexiteit van, dan wel de indicatie voor de röntgenfoto. Uiteindelijk heeft de radioloog van het ziekenhuis De Sionsberg in de beoordeling van elke foto het laatste woord.
Dat betekent dus ook dat zij bepalen of een foto al dan niet goed te beoordelen is. Er vindt een continue feedback vanuit de radiologen plaats over de kwaliteit van de foto’s. Los van de kwaliteit zijn er uiteraard situaties waarin een CT-scan of MRI geïndiceerd is. Dit is in 2009 tweemaal voorgekomen. Bij een patiënt werd er een collumfractuur geconstateerd op de röntgenfoto door de radioloog. Deze kon later niet bevestigd worden door de chirurg. Ook de CT-scan was negatief. Bij de andere patiënt kon de radioloog geen uitspraak doen of een wervel wel of niet gebroken was en deze patiënt is, geïmmobiliseerd op een wervelplank, met de traumahelikopter vervoerd naar een traumacentrum. Ook bij deze patiënt liet de CT-scan geen fractuur zien. Beide patiënten zijn als “verwezen patiënten” meegenomen in de analyse.
Uw veronderstelling dat aanvullend onderzoek (in de vorm van CT-scan of MRI ) noodzakelijk is bij patiënten die klachten blijven houden is juist. In 2009 is dit echter in onze situatie niet voorgekomen.
Jac. Jacobs