Samenvatting
Doel
Vaststellen of bij drugsverslaafden in een methadonprogramma het gecontroleerd verstrekken van heroïne zou leiden tot wijziging van toedieningspatronen en beïnvloeding van het gebruik van andere middelen.
Opzet
Interview.
Plaats
Methadonprogramma Baan te Rotterdam.
Methode
Bij een Rotterdams methadonprogramma werden 60 cliënten geselecteerd die voldeden aan de criteria voor een eventueel heroïneverstrekkingsexperiment; 42 konden worden geïnterviewd. Met een semi-gestructureerde vragenlijst werd de respondenten gevraagd naar kenmerken van het drugsgebruik in de voorafgaande maand.
Resultaten
De meesten (90) van de respondenten gebruikten, naast de verstrekte methadon, zowel heroïne als cocaïne. Deze twee middelen werden door respectievelijk 22 en 31 zowel gerookt als geïnjecteerd. Bij de keuze voor een toedieningswijze bleken persoonlijk ervaren effecten een centrale rol te spelen, hetgeen suggereert dat deelname aan een heroïneverstrekkingsexperiment niet zal leiden tot verschuivingen in de gehanteerde toedieningswijzen.
Cocaïne nam in het polydrugsgebruik vaak een centrale plaats in, waarbij heroïne veelal een modulerende functie vervulde. Dit wijst erop dat van verstrekking van heroïne geen rechtstreeks effect te verwachten is op het cocaïnegebruik. Gezien de samenhang tussen het cocaïnegebruik en de beschikbare hoeveelheid geld zou, als deelnemers aan een heroïneverstrekkingsexperiment geld ‘overhouden’, het cocaïnegebruik daarentegen kunnen toenemen.
Conclusie
Van verstrekking van heroïne lijkt geen rechtstreeks effect uit te gaan op het cocaïnegebruik. Indirect neemt het cocaïnegebruik mogelijk toe.
Reacties