Zie ook het artikel op bl. 564.
Inleiding
Het praktisch-klinisch onderwijs vond in het verleden vrijwel uitsluitend plaats in de vorm van co-assistentschappen: praktijkstages, waarin ‘leren’ en ‘werken’ gecombineerd worden. De laatste twee jaren van de toen nog zeven jaar durende opleiding tot arts werden aan dit praktisch-klinisch onderwijs besteed.
De toenemende kritiek – vooral van studentenzijde – op het overwegend theoretische karakter van de medische opleiding leidde ertoe dat in de jaren zestig sterke druk werd uitgeoefend om eerder in het curriculum te beginnen met klinisch onderwijs, gericht op de praktische uitoefening van de geneeskunde. In de jaren daarna werden daarom aan verschillende medische faculteiten de zogenaamde junior-co-assistentschappen ingevoerd.
Ook deze junior-co-assistentschappen waren typische praktijkstages met weinig onderwijskundige structuur. Een systematisch, stapsgewijs leren van klinische vaardigheden die minimaal van belang zijn voor de omgang met patiënten, is bij dergelijke stages doorgaans zelden aanwezig. Dit is niet onbegrijpelijk. Het belang…
Reacties