Inleiding
Voor de tweede wereldoorlog beschouwde een aantal onderzoekers het chronische reuma als een complicatie c.q. gevolg van een bacteriële infectie. Voortbordurend op deze redenering heeft men vele chemotherapeutica onderzocht op hun mogelijke antireumatische eigenschappen. Svartz synthetiseerde in 1941 uit een salicylaat en een sulfonamide het salazosulfapyridine.1 Na enige tijd bleek de werkzaamheid van salazosulfapyridine bij reuma miniem te zijn en het middel zou vergeten zijn, indien niet gebleken was dat deze stof een gunstig effect heeft op colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn, indicaties die tot op heden bestaan.
De reumatologen kregen weer interesse in het middel dank zij het onderzoek van McConkey in 1978,2 waarin een gunstig effect werd beschreven. Er werd een aantal onderzoekingen opgezet om de werkzaamheid van salazosulfapyridine, thans sulfasalazine genoemd, te vergelijken met andere tweedelijns antirheumatica (vanwege het bijwerkingenpatroon en het beschikbaar zijn van andere werkzame antirheumatica kon sulfasalazine niet meer…
Reacties