Samenvatting
Doel
Bepalen hoe vaak bij patiënten met een niet-perimesencefale subarachnoïdale bloeding en een negatief eerste cerebraal angiogram bij herhalingsangiografie alsnog een aneurysma gevonden wordt.
Opzet
Retrospectief.
Methode
Van alle patiënten met een subarachnoïdale bloeding die waren opgenomen op de afdeling Neurologie van het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg in de periode 1 januari 1992-30 juni 2000 werden de diagnostische gegevens geanalyseerd. Perimesencefale bloedingen werden uitgesloten en de follow-up werd gecompleteerd. Een negatief angiogram werd als fout-negatief beschouwd, indien op een herhalingsangiogram alsnog een aneurysma werd gevonden of als zich een recidiefbloeding had voorgedaan. Deze angiogrammen werden opnieuw beoordeeld.
Resultaten
Er waren 333 patiënten met een subarachnoïdale bloeding geregistreerd. Bij 249 waren één of meer angiogrammen gemaakt, waarvan bij 59 patiënten het eerste angiogram negatief was (24). Van hen hadden 36 patiënten een niet-perimesencefale subarachnoïdale bloeding (26 vrouwen en 10 mannen; gemiddelde leeftijd: 54 jaar (uitersten: 25-77)). Bij 25 van deze 36 patiënten was angiografie herhaald, waarbij 9 keer een aneurysma was gevonden. Er kregen 4 patiënten een recidiefbloeding na een eerder negatief angiogram. In totaal was aldus bij 13 van deze 36 patiënten het eerste negatieve angiogram fout-negatief (36). In 9 gevallen waarbij een aneurysma was gevonden op een herhalingsangiogram, was bij 5 datzelfde aneurysma ook te zien op een eerder als negatief beoordeeld angiogram.
Conclusie
Van 36 patiënten met een niet-perimesencefale subarachnoïdale bloeding en een niet-afwijkend angiogram bleken 13 een aneurysma te hebben. Van de 13 aneurysmata waren er 9 aangetoond door herhalingsangiografie. Technische factoren en beoordelingsfactoren bleken een belangrijke rol te spelen bij het negatief uitvallen van het eerste angiogram.
Reacties