Samenvatting
Doel
Met serologisch onderzoek (ELISA) patiënten opsporen bij wie Strongyloides-infectie zich in de Tweede Wereldoorlog voordeed en zich vele jaren via een proces van herhaalde auto-infectie handhaafde.
Opzet
Descriptief onderzoek.
Plaats
Laboratorium voor Parasitologie, Rijksuniversiteit Leiden.
Methoden
Het onderzoek werd verricht bij 193 van de voormalige krijgsgevangenen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië verbleven en van wie de klinische en parasitologische gegevens in 1990 door Verburg en De Geus werden gepubliceerd. Voor het serologisch onderzoek werd een ELISA met larvaal S. ratti-antigeen gebruikt.
Resultaten
Alle deelnemers bij wie larven werden aangetoond bij herhaald faecesonderzoek (26) waren serologisch positief. Bij 21 van de 167 deelnemers bij wie geen larven werden gevonden, werden wel specifieke antistoffen aangetoond. Gegevens betreffende anamnese, eosinofilie en serum-IgE-concentratie maken aannemelijk dat de meesten van deze serologisch positieve deelnemers bij wie geen larven werden gevonden eveneens geïnfecteerd waren. De prevalentie van infectie met Strongyloides stercoralis was 33 bij hen die gevangen zaten in Birma, en 4 bij de ex-geïnterneerden uit voormalig Nederlands-Indië.
Conclusie
Bij deze groep patiënten was serologisch onderzoek een gevoelig en specifiek diagnostisch hulpmiddel. Bij slechts 26 van de 47 serologisch positief bevonden deelnemers werden bij zorgvuldig en herhaald faecesonderzoek larven gevonden.
Reacties