Samenvatting
Doel
Onderzoeken van het verloop van het aantal histologisch gedetecteerde adenocarcinomen van de prostaat in Nederland gedurende de periode 1990-1996.
Opzet
Retrospectief.
Plaats
Landelijk onderzoek.
Methode
Met behulp van gegevens van het Pathologisch Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA), Utrecht, werd voor de onderzoeksperiode per jaar vastgesteld: het totale aantal histologische onderzoeken van de prostaat, het aantal mannen bij wie dat gebeurde (per jaar vaak meerdere histologische onderzoeken van de prostaat bij dezelfde man), hoe vaak daarin adenocarcinoom werd aangetroffen en om hoeveel mannen het daarbij ging en van alle carcinoompatiënten werd de leeftijd vastgesteld. Deze gegevens werden vergeleken met die over het beloop en de incidentie van prostaatkanker verkregen bij de Nederlandse Kankerregistratie en het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Resultaten
In 7 jaar werden in totaal 205.525 histologische onderzoeken van de prostaat verricht bij 179.298 mannen; 52.964 maal werd de diagnose ‘adenocarcinoom van de prostaat’ gesteld bij 44.182 mannen. Het aantal weefselonderzoeken met de diagnose ‘prostaatcarcinoom’ steeg met 63 (van 5596 naar 9146), het aantal mannen bij wie deze diagnose werd gesteld met 62 (van 4710 naar 7614). De relatieve frequentie van prostaatcarcinoom ten opzichte van alle onderzoeken van de prostaat steeg in 6 jaar tijd (1991-1996) van 22 naar 28. In die periode steeg de (bruto) incidentie met 50, terwijl de voor leeftijdsopbouw gecorrigeerde sterfte gelijk bleef.
Conclusie
De sterke toename van het aantal gedetecteerde gevallen van prostaatcarcinoom in het onderzochte tijdvak was maar voor een klein deel te verklaren door demografische veranderingen. Aangezien uit obducties is gebleken dat er een grote ‘voorraad’ subklinische carcinomen bestaat, is het aannemelijk dat het grootste deel van deze aanwas verklaard kan worden door intensievere diagnostiek met prostaatspecifiek antigeen en transrectale echografie.
Reacties