Samenvatting
- Tot voor kort beschouwde men patiënten met een non-Hodgkin-lymfoom (NHL) van lage maligniteitsgraad als ongeneeslijk. Conventionele therapieën leidden wel tot verlenging van de ziektevrije overleving, maar niet tot een langere overleving in het algemeen.
- Intensivering van de behandeling van patiënten met een recidief door middel van beenmergablatieve therapie gevolgd door een autologe of allogene stamceltransplantatie (SCT), wordt de laatste jaren steeds frequenter toegepast.
- Bij beide vormen van transplantatie maakt men gebruik van het antitumoreffect van de hooggedoseerde chemo- (en radio)therapie, waarbij in het geval van een allogene SCT ook het zogenaamde ‘graft-versus-lymphoma’-effect benut wordt.
- Vooral de allogene SCT lijkt een veelbelovende en potentieel curatieve behandeling voor deze patiëntengroep, al dient men de complicaties in ogenschouw te nemen, zoals de omgekeerde afstotingsziekte (‘graft-versus-host’-ziekte) en de hogere met de behandeling samenhangende sterfte.
- Een allogene SCT vroeg in het beloop van het laaggradige NHL, te weten bij het eerste recidief, dient serieus overwogen te worden bij een patiënt die een HLA-compatibele stamceldonor heeft.
Reacties