Samenvatting
Doel
Het in kaart brengen van de patiënt- en zorgkenmerken van 112-ambulancespoedritten en bepalen welk deel van de ritten achteraf gezien eerstelijnszorg betrof.
Opzet
Een retrospectief dwarsdoorsnedeonderzoek.
Methode
We brachten patiënt- en zorgkenmerken van 598 spoedritten van ambulances in kaart na een 112-melding in de regio Zuid-Gelderland, door een retrospectieve dossieranalyse. 3 onderzoekers beoordeelden onafhankelijk van elkaar wat achteraf gezien de benodigde hulpverleningsinzet was geweest, waarbij ze kozen tussen eerste- of tweedelijnszorg. Dit oordeel werd vergeleken met de daadwerkelijk ingezette hulp, waarbij de zorg ter plaatse werd afgehandeld of de patiënt vervoerd naar het ziekenhuis.
Resultaten
Bij 74,1% van de ambulanceritten vond een A1-inzet plaats en bij 25,9% ritten een A2-inzet. De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 49,2 jaar en 53,3% van de patiënten was man. De waarschijnlijkheidsdiagnoses ‘onwelwording’ (11,5%) en ‘trauma extremiteiten’ (11,2%) kwamen het meest voor. Bij 42,3% van de ambulanceritten had de patiënt achteraf gezien door de eerste lijn of met zelfzorg behandeld kunnen worden. Het percentage eerstelijnszorg was binnen kantoortijden hoger dan buiten kantoortijden (49 vs. 39). Bij 91,7% van de meldingen was het oordeel van de onderzoekers over de in te zetten hulpverlening hetzelfde als de daadwerkelijke gegeven vervolgzorg door de ambulanceverpleegkundige.
Conclusie
Bijna de helft van de onderzochte 112-ambulancespoedritten betrof eerstelijnszorg. Deze bevinding rechtvaardigt onderzoek naar samenwerkingsvormen tussen de ambulancehulpverlening en huisartsenpraktijken en -posten.
Reacties