Spirometrisch onderzoek bij patiënten met chronisch obstructief longlijden in de huisartspraktijk en in een longfunctielaboratorium even betrouwbaar, maar niet onderling uitwisselbaar

Onderzoek
T.R.J. Schermer
H.T.M. Folgering
J.E. Jacobs
N.H. Chavannes
J. Hartman
C. van Weel
B.J.A.M. Bottema
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:2280-5
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen van de betrouwbaarheid van spirometrietests zoals uitgevoerd in huisartspraktijken.

Opzet

Vergelijkend onderzoek van 2 diagnostische tests.

Methode

Herhaalde binnenpersoonvergelijking werd verricht van spirometrietests uit huisartspraktijken met als standaardmeting spirometrietests uitgevoerd in een longfunctielaboratorium. 388 patiënten met chronisch obstructieve longziekte (COPD) uit 61 huisartspraktijken werden geïncludeerd. Bij aanvang van het onderzoek volgden huisartsen en praktijkassistenten een spirometriecursus. Binnenpersoonverschillen tussen laboratorium- en huisartspraktijktests in het geforceerde expiratoire éénsecondevolume (ΔFEV1) en de geforceerde vitale capaciteit (ΔFVC) werden berekend als primaire effectmaten (huisartspraktijk- minus laboratoriumwaarde). Na 1 jaar werden de metingen herhaald. Het percentage tests met een FEV1-verschil <  5 en < 200 ml werd beschouwd als kwaliteitsindicator.

Resultaten

ΔFEV1 was gemiddeld 0,069 l (95-BI: 0,054-0,084) en ΔFVC 0,081 l (95-BI: 0,053-0,109) in de eerstejaarsevaluatie. Dit duidde op consistent hogere waarden gemeten in de huisartspraktijken. Voor het tweede jaar waren de bevindingen vergelijkbaar. FEV1-waarden uit laboratoria en huisartspraktijken verschilden onderling tot maximaal 0,5 l, FVC-waarden tot maximaal 1,0 l. Het percentage niet-reproduceerbare tests was 16 voor de laboratorium- en 18 voor de huisartspraktijktests (p = 0,302) in het eerste jaar en 18 voor beide locaties in het tweede jaar (p = 1,000).

Conclusie

Relevante spirometrische meetwaarden, door getrainde medewerkers in huisartspraktijken bepaald, waren marginaal (maar wel statistisch significant) hoger dan dezelfde waarden gemeten in een longfunctielaboratorium. Vanwege de beperkte overeenstemming tussen de spirometrietestuitslagen uit laboratoria en de huisartspraktijken kan het afwisselend gebruik van metingen uit deze verschillende locaties beter worden vermeden. De resultaten van dit onderzoek lijken een ondersteuning voor de inmiddels wijdverspreide ontwikkeling om spirometrie in eigen beheer van de huisartspraktijk uit te voeren.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Huisartsgeneeskunde: hr.drs.T.R.J.Schermer en mw.drs.J.Hartman, epidemiologen; hr.prof.dr.C.van Weel en hr.dr.B.J.A.M.Bottema, huisartsen.

Afd. Kwaliteit van Zorg: mw.drs.J.E.Jacobs, medisch socioloog.

Universitair Longcentrum Dekkerswald, Groesbeek.

Hr.prof.dr.H.T.M.Folgering, klinisch fysioloog.

Universiteit Maastricht, afd. Huisartsgeneeskunde, Maastricht.

Hr.N.H.Chavannes, huisarts.

Contact hr.drs.T.R.J.Schermer (t.schermer@hag.umcn.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties