Samenvatting
Statinegerelateerde spierklachten komen vaker voor dan de door grote klinische trials gerapporteerde prevalentie van 1-5%. In observationele studies wordt een prevalentie van rond de 10% gevonden.
Spierklachten kunnen op elk moment van de statinebehandeling optreden, maar komen meestal tot uiting in de eerste 6 maanden na begin van de therapie.
Het optreden van rabdomyolyse is zeldzaam.
Depletie van mevalonaatderivaten als gevolg van inhibitie van het HMG-CoA-reductase is waarschijnlijk de voornaamste oorzaak van het ontstaan van de myopathie.
De behandeling van statinegrelateerde myopathie bestaat uit preventie en behandeling van risicofactoren. De voornaamste risicofactoren zijn: polyfarmacie, alcoholabusus, hypothyreoïdie en een positieve familieanamnese voor spierklachten door statinegebruik.
De eerste stap in de behandeling van statinegerelateerde spierklachten of een verhoogde concentratie creatininekinase, is verlaging van de dosis of staken van de statine. De kans dat een ander soort statine geen spierproblemen geeft, is ongeveer 40%.
Er bestaat geen bewijs voor een therapeutische waarde van ubiquinon (Q10) of andere supplementen.
Indien er sprake is van recidiverend stijgen van creatininekinaseconcentraties of optreden van spierklachten, komen alternatieve cholesterolverlagende middelen in aanmerking, zoals: harsen, nicotinezuur en de cholesterolabsorptieremmer ezetimib.
Reacties