artikel
Net toen de gesprekken tijdens het eten stilvielen, zei de collega van mijn vriendin: ‘En toen stak er dus een babyvoetje uit de anus.’ Niemand leek ervan op te kijken, maar ik vond het beeld vrij indringend. Niet dat het mijn eetlust bedierf – ik was inmiddels wat gewend – maar ik wil maar zeggen: samenleven met een arts kent vele kanten.
Het gaat niet alleen over de bijzondere casuïstiek (ik herinner me een ander etentje waarbij mijn vriendin door de diensttelefoon vroeg: ‘Was er naast anaal ook oraal contact?’), maar evengoed over het afstemmen van het dagelijks leven. Mag ik haar vragen om soms eens wat eerder thuis te komen als het spitsuur is met de kinderen? En hoe verantwoord ik dat dan: ‘Ja ik weet dat je levens aan het redden bent, maar hier zijn ze alle drie aan het huilen.’ Dat win je nooit.
Samenleven met een arts kent vele kanten
Simpel gezegd: je trouwt ook met het werk van je vrouw – vanaf de meeluisterende eettafel word ik er nu aan herinnerd dat wij niet getrouwd zijn. Met prachtig werk welteverstaan, dat gaat over kwaliteit van leven, de dood, en het verdragen van tegenslag.
Juist daarom vind ik het zo bijzonder dat artsen zichzelf en elkaar zo de maat nemen. Er zijn eindeloze discussies over welke specialisaties ‘echt zwaar’, ‘echt moeilijk’ of zelfs ‘echte specialismen’ zijn. Voor mij, als buitenstaander, verraadt dat vooral dat de trots vaak ontleend wordt aan de mate van afzien. Dat lijkt mij niet alleen ongezond, maar vooral ook een magere beloning voor al het harde werk. Ik zou het iedereen gunnen dat je ook goed genoeg bent in minder intensieve omstandigheden. Ik ben in ieder geval trots op de keuze van mijn vriendin voor een deeltijdcontract.
Soms denk ik nog terug aan onze eerste jaren samen. Aan hoe we toen samen op de bank zaten, en ze lief mijn hand vasthield. En daarna mijn pols. En toen zei: ‘Mooie lage hartslag.’
Reacties