De oude Egyptenaren hadden al botafwijkingen die ons bekend voorkomen. Maar welke woorden bezigden ze daarvoor? Artrose kreeg in de loop der eeuwen veel verschillende namen. En allemaal zeggen ze iets over de bijbehorende ziekteopvattingen.
Samenvatting
Welke verschijnselen moeten als ziekte worden gezien? Het antwoord op die vraag veranderde in de loop van de geschiedenis. Dit artikel bespreekt aan de hand van de historische ontwikkeling van de begrippen ‘artritis’ en ‘artrose’ hoe de pijnlijke gewrichtsaandoeningen die we tegenwoordig ‘artrose’ noemen, in de afgelopen 150 jaar afwisselend als verouderingsverschijnsel of ziekte, en als systemisch of lokaal werden gezien en – vooral – behandeld. De meest betrokken specialisten – reumatologen en orthopeden – volgden verschillende verklaringsmodellen en scenario’s voor behandeling. In de loop van de 20e eeuw ontstond de artrose als een zelfstandig klinisch beeld, waarvan sommigen vervolgens vaststelden dat dit het resultaat van een normaal verouderingsproces kan zijn. De beschouwing mondt uit in de gedachte dat ziekten geen essentie hebben die losstaat van diagnostische en therapeutische praktijken.
Het is boeiend om te pogen
Het is boeiend om te pogen een historisch-filososofisch perspectief rond een der meest voorkomende leefstijlaandoeningen te maken. Maar deze doet geen recht aan de natuurlijke processen, die aan 'artrose' ten grondslag liggen. Het mag er in onze huidig zorgbestel op lijken, dat de technische oplossingen van de laatste 60 jaar (prothesen) de incidenties hebben doen stijgen of de impact van het "krijgen van de diagnose" op het individu in de westerse wereld hebben doen veranderen. Willen we minder pijn verdragen? Willen de dokters meer verdienen? Maar bij het terugkijken in de klassieke orthopedie komen er toch echt heel andere factoren om de hoek kijken, die de huidige socioeconomische burden of disease door "slijtage" (maar ook low back pain) kunnen verklaren. Al vanaf Leonarda da Vinci, feitelijk de grondlegger van de biomechanica, is er, zeker na het verschijnen van het meesterwerk "Orthopaedie" in 1741 (Nicolas Andry) een constante opbouw in kennis gekomen, die o.a. de noviteit van het zitten op stoelen, ook door kinderen (eerst in de hoogste sociale klassen) als verantwoordelijk heeft aangewezen (en onderzocht!) voor het niet goed kunnen ontwikkelen van de houding (uitlijning, alignement, curvatuur wervelkolom). Als de uitlijning in het skelet niet natuurlijk of optimaal is komen er constante schuifkrachten op gewrichten. En tegen deze shearloading is kraakbeen niet opgewassen en gaat "slijten". Het werd tot diep in de common sense onderwezen, dat een goed houding je beschermt tegen slijtage als je ook een optimaal loop- en beweegpatroon ontwikkeld en niet in de groeifase teveel belasting op je rug en gewerichten toestaat. Het "Kinderwetje" kwam er niet voor niets! In de fabriek werd je vroeg oud, dat wist iedereen. Door hygienisten (als Virchow) werd de grootste preventiekracht op "slijtage"in wet verankerd: Duitsland verplichtte het Onderwijs ieder kind gymnastiek te geven , welke op deze orthopedische kennis opgebouwd was. Doel: door gezonde houdingen en optimale loop- en beweegpatronen aan te leren, zorgen, dat duurzaam gebruik en gezondheid van het bewegingsapparaat in ieders bereik lag. Ook werd de heil-of bijzondere schoolgymnastiek, uiteidelijk ook bij ons landelijk dekkend aangeboden. Omdat de Amerikanen deze opbouw van orthopedische kennis nooit implementeerden (Duits!) en wij juist hen als medisch gidsland gingen volgen, verdween in de jaren zestig ook bij ons de biomedische onderbouwde kennis over artrose en slijtage. Een dure grap. Zeker nu onze jeugd "kampioen zitten in Europa" is geworden en de houdingsopbouw beroerd is geworden, gaat (vlg het RIVM!) de incidentie van artrose en rugpijn nog fors stijgen.Misschien dat de schrijvers ( hun studenten) dit verdwijnen van kennis eens onder de loep willen nemen?
Reactie auteurs
Wij danken Piet van Loon voor zijn reactie op ons historisch-filosofische artikel over artrose. Zijn reactie steunt onze poging om deze alledaagse aandoening te onderzoeken met een gecombineerd historisch en filosofisch perspectief. We zien de opmerkingen van Van Loon vooral als een welkome aanvulling op ons stuk. Dat geldt met name voor zijn verwijzing naar de hygiënisten, ooit een gemeenschappelijk scriptie-onderwerp van ons en later het onderwerp van de dissertatie van Eddy Houwaart. Inderdaad hebben hygiënisten – in Nederland bijvoorbeeld G.A.N Allebé, L.J. Egeling en D. Lubach – actief en met succes gepleit voor verplicht gymnastiekonderwijs op lagere en middelbare scholen, mede vanuit de gedachte dat gymnastiek bijdraagt aan het voorkomen van afwijkingen van het bewegingsapparaat. Dat wij aan de punten van Van Loon in ons stuk geen aandacht hebben besteed had vooral te maken met de inzet van ons artikel: de filosofische vraag hoe de grens tussen ziekte en veroudering, of tussen normale en niet-normale slijtage historisch veranderde. Maar er is ongetwijfeld een verband tussen de door hem en door ons gesignaleerde ontwikkelingen: door het ontstaan van meer behandelingsmogelijkheden verschoof de balans in het denken over artrose (door hem beschreven als een verschuiving in de richting van een Amerikaans ten koste van een Duits perspectief). Die verschuiving ging in de richting van ‘ziekte’ en daardoor werd het type leefstijlbenaderingen dat Van Loon beschrijft, en dat goed paste bij het concept slijtage, minder populair. Van Loon benoemt dit als het verdwijnen van kennis; dat is zeker een interessant perspectief in een wereld waarin kennis gezien wordt (gezien moet worden) als iets wat alleen maar groeit.
Nogmaals dank voor deze aanvulling!
DL Willems
ES Houwaart