Samenvatting
Doel
Evalueren van de uitkomsten van het eerste jaar na invoering van de uitbreiding van de landelijke hielprikscreening met sikkelcelziekte (SCZ).
Opzet
Prospectieve landelijke registratie van kinderen met vermoedelijk SCZ of een andere vorm van ernstige hemoglobinopathie.
Methode
De bloedspots werden geanalyseerd met een hemoglobinescheidingsmethode op basis van ‘high-performance liquid chromatography’ (HPLC). Kinderen met een afwijkende hielprikuitslag dienden te worden verwezen naar een kinderhematoloog in één van de 8 academische ziekenhuizen. Bevestiging van de diagnose gebeurde met een tweede HPLC-test, een DNA-test en een onderzoek naar hemoglobinopathie bij de ouders. De uiteindelijke diagnose werd vergeleken met de vermoedelijke diagnose uit de screening.
Resultaten
In het eerste jaar hadden 64 kinderen een afwijkende hielprikuitslag die wees op een hemoglobinopathie (prevalentie: 0,35‰). De vermoedelijke diagnose was bij 41 kinderen ‘SCZ’, bij 18 ‘α-thalassemie’, bij 4 ‘β-thalassemie’ en bij 1 een overige vorm van hemoglobinopathie (HbEE). De vermoedelijke diagnose kon bij alle kinderen bevestigd worden.
Conclusie
Het eerste jaar van de neonatale screening op SCZ was succesvol, aangezien het aantal kinderen bij wie een diagnose werd gesteld, overeenkwam met de verwachtingen. De positief voorspellende waarde van de hielprikuitslag voor SCZ was daarmee 100%. Het is nog te vroeg om een uitspraak te doen over eventuele foutnegatieve testresultaten.
Sikkelcelziekte in de hielprikscreening. I.
Ik ben het met de auteurs eens dat de neonatale screening voor hemoglobinopathie een diagnostisch-technisch succes is, zeker in dit eerste jaar, maar sikkelcelziekte is slechts één van de hemoglobinopathievormen die worden gevonden. In het artikel worden 4 diagnoses van beta-thalassemie major gerapporteerd, omdat in een aantal laboratoria 2-3% HbA bij aterm geboren kinderen als normaal werd beschouwd. Uit onlangs afgerond vervolgonderzoek in Leiden bij een groep neonaten met < 3% HbA blijkt dat minstens 11, maar mogelijk meer diagnoses van beta-thalassemie major zijn gemist. Dat wil zeggen dat de incidentie van beta-thalassemie major gerapporteerd in dit artikel een forse onderschatting is.
Een grotere schoonheidsfout is dat tot op heden alleen de dragers van HbS worden gerapporteerd en niet de bijna even grote groep dragers van HbC, E, D, O, etc. die evengoed tijdens de neonatale screening worden gevonden en die evengoed sikkelcelziekte of beta-thalassemie major (HbE/beta) kunnen veroorzaken. Dit is een zeer ongelukkige situatie omdat een aantal ouders van deze kinderen bij een volgende zwangerschap een kind met sikkelcelziekte of beta-thalassemie major kan krijgen, terwijl praktisch alle deelnemers ervoor kiezen om geïnformeerd te worden over dragerschap.
Tot slot: de informatie en het verwijzingstraject in de brief naar de huisarts dienen beter te worden beschreven. Voor patiënten en ouders naar kinderarts en genetisch centrum, voor dragers naar een lokaal ziekenhuislaboratorium voor bloedonderzoek bij beide ouders en risicovaststelling. Vervolgens volgt alleen voor bewezen risicoparen verwijzing naar een genetisch centrum voor counseling.
Leids Universitair Medisch Centrum, Hemoglobinopathieën Laboratorium, Leiden
Dr. Piero Giordano, klinisch geneticus en hoofd van het Hemoglobinopathieën Laboratorium