Samenvatting
In dit oriënterend onderzoek werd nagegaan wat het aandeel is van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse bevolkingsgroepen in de groep patiënten met seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) en of er aanwijzingen zijn voor mogelijke veranderingen in de tijd. Hiertoe werd de registratie van de niet-curatieve SOA-bestrijding over de jaren 1986-1989 bestudeerd. Deze registratie wordt uitgevoerd door sociaal-verpleegkundigen werkzaam in de infectieziektenbestrijding en bevat achtergrondgegevens over patiënten met een SOA-diagnose. De allochtone bevolkingsgroepen leken oververtegenwoordigd te zijn in de groep patiënten met SOA en dit aandeel was in de periode 1986-1989 toegenomen van een achtste tot een vijfde deel van het totale SOA-bestand. De SOA-cijfers voor de Turkse en Marokkaanse bevolkingsgroep waren hoog, ook na correctie voor bevolkingstoename en leeftijdsopbouw. Opvallend waren de hogere SOA-cijfers voor mannen, in het bijzonder voor de Turkse mannen. Bij allochtonen kwam relatief veel gonorroe voor en met name veel therapie-resistente gonorroe. Het aandeel van Turkse mannen (en ook van prostituées) hierin was hoog. Dit verkennende onderzoek geeft aan dat nader onderzoek is gewenst teneinde meer inzicht te krijgen in het vóórkomen van SOA bij allochtonen, ook met betrekking tot een eventueel vergroot risico op een HIV-infectie.
Reacties