Jacob Ludovicus Conradus Schroeder van der Kolk (1797-1862) was nog geen 30 jaar oud toen hij in Utrecht werd benoemd tot hoogleraar in de ‘ontleedkunde’, als opvolger van Jan Bleuland (1756-1838). De nagedachtenis van Schroeder van der Kolk is echter minder verweven met de anatomie dan met de zorg voor psychiatrische patiënten.
Hij groeide op in Wommels (Friesland), waar zijn vader, Hendrik Willlem van der Kolk, arts was; Schroeder was de familienaam van zijn moeder.1 De plaatselijke scholen hadden te lijden onder de Franse overheersing, zodat hij eerst onderwijs kreeg van zijn vader en vanaf zijn 13e levensjaar in de kost ging bij een predikantengezin. Op de prille leeftijd van 15 jaar ging hij in Groningen studeren: eerst botanie, scheikunde en farmacie, daarna geneeskunde. In 1820 studeerde hij af op een bekroonde dissertatie over de bloedstolling.
Na een korte periode als arts te Hoorn werd hij de eerste inwonend…
Reacties