Het verzoek van de vrouw voldoet als indicatie

Richtlijn ‘Medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de bevalling’

Klinische praktijk
Anke Schuurhuis
Frans J.M.E. Roumen
Josien B. de Boer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:A551
Abstract

Samenvatting

  • De richtlijn ‘Medicamenteuze pijnbehandeling tijdens de bevalling’ gaat uit van het principe dat elke vrouw in partu op haar verzoek adequate pijnbehandeling kan krijgen.

  • De meeste vrouwen hebben veel pijn bij een bevalling, maar de tevredenheid achteraf wordt ook bepaald door de ondersteuning van de hulpverleners en de mate waarin de vrouw betrokken wordt bij beslissingen die haar aangaan.

  • Een aantal medische indicaties vereist een goede pijnbehandeling.

  • De epidurale analgesie is de veiligste en effectiefste methode, bij voorkeur in de vorm van door de patiënt gecontroleerde analgesie (PCA).

  • Veelbelovend, maar nog onvoldoende onderzocht is PCA met remifentanil.

  • Pethidine is veel minder effectief.

  • Aanbevolen organisatieveranderingen betreffen de gestructureerde voorlichting over medicamenteuze pijnbehandeling bij 30 weken zwangerschapsduur; deze dient ontwikkeld te worden door anesthesiologen, gynaecologen en verloskundigen. Verder: de eventuele verwijzing naar een ander ziekenhuis voor de behandeling van keuze, de samenstelling van lokale transmurale protocollen met afspraken over de poliklinische verwijzing naar de anesthesioloog, het dagelijks plaatsvinden van gestructureerd overleg tussen obstetricus en anesthesioloog, het tijdsinterval tussen het verzoek om de behandeling van pijn en de behandeling zelf, en de plaats van toediening en bewaking.

Auteursinformatie

*Namens de werkgroep die de richtlijn voorbereidde en waarvan de leden aan het eind van dit artikel worden genoemd.

Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Anesthesiologie, Utrecht.

Drs. A. Schuurhuis, anesthesioloog.

Atrium Medisch Centrum, afd. Gynaecologie/Verloskunde, Heerlen.

Dr. F.J.M.E. Roumen, gynaecoloog.

Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, Utrecht.

Dr. J.B. de Boer, medisch psycholoog.

Contact drs. A. Schuurhuis (a.schuurhuis@umcutrecht.nl)

Verantwoording

De werkgroep die de richtlijn voorbereidde, bestond uit: drs. Anke Schuurhuis, anesthesioloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, inhoudelijk voorzitter; dr. Hans E.M. Kerkkamp, anesthesioloog, lid Raad van Bestuur, Atrium Medisch Centrum, Heerlen, technisch voorzitter; Margreet E.A. van Bergen-Rodts, directeur, Vereniging Kind en Ziekenhuis, Dordrecht; dr. Josien B. de Boer, medisch psycholoog, Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, Utrecht; drs. Addie P. Drogtrop, gynaecoloog, Tweesteden Ziekenhuis, Tilburg; drs. Erik J. Krommendijk, anesthesioloog, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam; prof.dr. Marco A.E. Marcus, anesthesioloog, Academisch Ziekenhuis Maastricht; Lucie M. Martijn, eerstelijns verloskundige, Deurne; drs. Gert Y.G. van der Meer, ziekenhuisapotheker, De Gelderse Vallei, Ede; dr. Marieke K.M. Paarlberg, gynaecoloog, Gelre Ziekenhuizen, Apeldoorn; dr. Frans J.M.E. Roumen, gynaecoloog, Atrium Medisch Centrum, Heerlen; Maurice H.M.S. Theunissen, researchverpleegkundige, Academisch Ziekenhuis Maastricht; dr. Maurice F.M. Wagemans, anesthesioloog, Reinier de Graaf Groep, Delft; drs. Nicoline Beersen, adviseur, Kwalteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (CBO), Utrecht, secretaris; dr. Jannes J.E. van Everdingen, senior adviseur, CBO, Utrecht; Ruben T. van Zelm, senior adviseur, CBO, Utrecht, secretaris.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: de richtlijnontwikkeling wordt financieel ondersteund door ZonMW.
Aanvaard op 4 juni 2009

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties