Samenvatting
-
In de CBO-richtlijn ‘Coeliakie en dermatitis herpetiformis’ staan aanwijzingen voor opsporing en behandeling van coeliakie.
-
De prevalentie van coeliakie is hoog: 0,5-1,3%.
-
Coeliakie kent een breed spectrum van symptomen, vaak ook buiten de gastro-intestinale tractus.
-
Familieleden van patiënten, mensen met auto-immuunziekten, microscopische colitis, IgA-deficiëntie en de syndromen van Down, Turner en Williams hebben een verhoogd risico op coeliakie.
-
Opsporing wordt gedaan door bepaling van IgA-antilichamen tegen weefseltransglutaminase en endomysium.
-
Alleen bij kinderen jonger dan 2 jaar wordt geadviseerd ook IgA-antilichamen tegen gliadine te testen.
-
Afwezigheid van HLA-DQ2 en -DQ8 maakt de aanwezigheid van coeliakie zeer onwaarschijnlijk.
-
De diagnose moet bevestigd worden met dunnedarmbiopten.
-
Eenmalig biopteren onder gluteninname is voldoende voor de diagnose bij alle leeftijden.
-
Na de diagnose is verwijzing naar een diëtist nodig. Verder wordt jaarlijkse follow-up bij een kinderarts met maag-darm-leverspecialisatie, maag-darm-leverarts of internist aangeraden.
Reacties