De richtlijn ‘Behandeling van chronische hepatitis B-virusinfecties’ stamt uit 2008, maar in 2012 verscheen alweer een herziening.1,2 Aanleiding hiertoe waren de snelle ontwikkelingen in antivirale therapie voor chronische hepatitis B-virus(HBV)-infecties.3 Ondanks deze voortgang zien we het aantal patiënten dat sterft aan virale leverziekten in Nederland niet dalen.
‘Eerste’- versus ‘tweedegeneratiemiddelen’
Het probleem bij antivirale monotherapie is de antivirale resistentie. Zodoende zijn in de gereviseerde richtlijn enkele ‘eerstegeneratiemiddelen’ die voorheen eerste keus waren, waaronder lamivudine, nu verwezen naar de achtergrond. Tijdelijke suppressie van het virus is met deze middelen wel mogelijk, maar al binnen 1 jaar zijn er aanzienlijke hoeveelheden resistente virusstammen aantoonbaar. Eerstegeneratiemiddelen worden daarom alleen nog gebruikt wanneer slechts kortdurend behandeling nodig is, bijvoorbeeld tijdens het 3e trimester van de zwangerschap.
Het adagium voor de ‘tweedegeneratiemiddelen’ luidt: sterke, voortgaande suppressie en een hoge barrière voor resistentieontwikkeling. Met name bij patiënten met een gevorderde leverziekte wordt aangeraden om…
Reacties