Samenvatting
De frequentie van vijf veel voorkomende klinische operaties bleek in 1985 tussen Nederlandse provincies te verschillen. De variatie was het grootst voor (adeno)tonsillectomieën (de hoogste en laagste waarden verschillen een factor 2,6) en het kleinst voor hernia abdominalis-operaties (verschil een factor 1,1). Appendectomieën, cholecystectomieën en uterusextirpaties hadden een spreiding die tussen deze uitersten in ligt (verschillen een factor 1,4 à 1,6).
De achtergronden van deze verschillen zijn niet met zekerheid bekend, maar resultaten uit buitenlands onderzoek wettigen de veronderstelling dat hier sprake zou kunnen zijn van verschillen in indicatiestelling. Informatie aan de medische specialisten over interregionale verschillen in operatiefrequentie zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het identificeren van terreinen waar consensusontwikkeling, resp. onderzoek dat nodig is voor het bereiken van consensus, gewenst is.
Reacties