Samenvatting
Doel
Verzamelen van referentiewaarden van de botmineraaldichtheid (BMD; in g/cm2) en de botmassa (in g) van blanke Nederlandse pubers en de relatie tot puberteitsparameters.
Opzet
Longitudinaal.
Methode
Gedurende 2 jaar werden 156 jongens en 151 meisjes 4 keer gemeten. De meisjes werden daarnaast op het tijdstip van de menarche en 3 jaar na de menarche gemeten. De BMD en botmassa werden gemeten van de lumbale wervelkolom, 2 plaatsen van de heup, 2 plaatsen van de arm en van het gehele lichaam met een botdensitometer. Daarnaast werden lengte, gewicht en puberteitsstadium bepaald volgens Tanner (G1-5 voor jongens en M1-5 voor meisjes).
Resultaten
BMD en botmassa namen significant toe tussen G3 en G4 bij jongens en van M1 tot M3 bij meisjes. De groeisnelheid (in cm/jaar) toonde een piek in G4 bij jongens en in M3 bij meisjes. Binnen de puberteitsstadia was er nog een effect van leeftijd: oudere kinderen hadden significant vaker een hogere botmassa, met name de meisjes. De toename van botmassa vertraagde in de eerste 2 jaar na de menarche. Tussen groepen meisjes met verschillende leeftijden van menarche werden geen relevante significante verschillen gevonden ten aanzien van botmassa.
Conclusie
De botmineralisatie begon toe te nemen bij het begin van de puberteit en liet bij meisjes een duidelijke vertraging zien in de eerste 2 jaar na de menarche, waarna een plateau optrad. Bij beide seksen was de toename het grootst wanneer de groeisnelheid het grootst was. Binnen één puberteitsstadium hadden oudere kinderen vaker een iets hogere botmassa dan jongere. Een negatief effect van een late menarche op de botmassa werd bevestigd noch uitgesloten.
Reacties