Dames en Heren,
Immuuntherapie heeft de laatste jaren een grote opmars gemaakt in de oncologie. Het meest onderzocht zijn de zogenoemde ‘checkpoint’-remmers die gericht zijn tegen cytotoxisch T-lymfocyt-geassocieerd antigeen 4 (CTLA-4), ‘programmed death receptor 1’ (PD-1) of de ligand van PD-1 (PD-L1). De respons van tumoren op immuuntherapie is anders dan die op conventionele chemotherapie. Er lijkt soms sprake van ziekteprogressie bij beeldvormend onderzoek, maar later in de follow-up blijkt de tumor wel degelijk te reageren op de behandeling; dit fenomeen noemen we ‘pseudoprogressie’. Herkenning hiervan is relevant voor oncologisch specialisten en voor andere medici die te maken hebben met patiënten met kanker.
Toets voor nascholing (verlopen)
Aan dit leerartikel was een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kon verdienen.
Patiënt A, een vrouw van 63 jaar met diabetes mellitus, behandelden wij met de PD-1-remmer nivolumab vanwege een lymfogeen en cutaan gemetastaseerd melanoom (figuur 1). 6 maanden na aanvang van de therapie werd zij opgenomen in het ziekenhuis vanwege decompensatio cordis, mogelijk geluxeerd door een infectie. Patiënte herstelde vlot na behandeling met diuretica en antibiotica.
Bij responsevaluatie gedurende de opname namen de axillaire en intra-abdominale lymfekliermetastasen zowel in aantal als in grootte toe. De cutane metastase was echter wel afgenomen in grootte. Om die reden, maar ook omdat we geen aanwijzingen hadden voor een immuun-gemedieerde oorzaak van de decompensatio cordis, besloten wij de immuuntherapie te continueren.
6 weken later waren de lymfekliermetastasen fors in grootte afgenomen en na een behandelduur van 10 maanden was een complete remissie bereikt. Wij stopten de behandeling met nivolumab. Bij poliklinische controle 13 maanden nadat de immuuntherapie was gestopt, voelde patiënte zich uitstekend en waren…
Reacties