Samenvatting
Retrospectief werd de overlevingsduur bestudeerd van 74 patiënten met een histologisch of cytologisch bewezen galblaascarcinoom die behandeld werden in de periode 1977-1989.
De behandeling bestond uit cholecystectomie al of niet gecombineerd met ductus choledochus-exploratie en eventueel aanleggen van een biliodigestieve anastomose of uit alleen laparotomie met biopsie en (of) percutane galwegdrainage. Het stadium van de ziekte (volgens de American Joint Committee on Cancer) was de belangrijkste prognostische factor voor de overlevingsduur (χ2 = 29,34; df 3; p < 0,001). De meeste individuele factoren zoals pijn (χ2 = 2,66), misselijkheid, braken (χ2 = 0,35) en palpabele weerstand rechts in de bovenbuik (χ2 = 2,62) hingen niet significant samen met de overlevingsduur. Cachexie (χ2 = 17,12; df 1; p < 0,001) was gecorreleerd met kortere overlevingsduur.
De diagnose ‘vermoeden van galblaas-galwegcarcinoom’ voor operatie was in tegenstelling tot deze diagnose-bij opname (χ2 = 0,18) ook gecorreleerd met kortere overlevingsduur (χ2 = 22,67; df 1; p < 0,001). In een ziekenhuis waar een radicale chirurgische behandeling niet wordt toegepast, is een minder belastende niet-chirurgische therapie (plaatsing van een endoprothese) voor deze groep patiënten (vooral patiënten in stadium IV) te overwegen. Een geselecteerde groep patiënten kan eventueel worden verwezen naar een centrum voor radicale chirurgische behandeling.
Reacties