artikel
Door een noodlottig fietsongeval is onlangs prof.dr. H.G.M.Rooijmans om het leven gekomen, op 76-jarige leeftijd. Harry Rooijmans werd in 1978 redacteur van het Tijdschrift en in 1992-2003 was hij waarnemend voorzitter van de hoofdredactie, eerst onder A.J. Dunning en later onder J. van Gijn.
Vanuit zijn discipline, de psychiatrie, had Rooijmans een heel eigen inbreng bij het beoordelen van voor publicatie aangeboden artikelen, die meestal uit de ‘somatische hoek’ kwamen. Hij kon daarbij profiteren van zijn grote ervaring in de consultatieve psychiatrie, waardoor hij met alle medische specialismen in aanraking kwam. Geregeld overtrof hij zijn mederedactieleden, van huis uit somatici, in het puntsgewijs aanstippen waar het aan ontbrak en waar het artikel in uitblonk. In het bijzonder had hij kijk op de opzet en de methode van onderzoek. Bij zijn beoordeling nam hij steeds in ogenschouw of het stuk aardig was voor de modale lezer, niet opgeleid in moderne vakken zoals moleculaire biologie en neuroscience.
Bovendien diende voor hem in de geneeskunde de mens centraal te staan. Dat ontlokte hem uitspraken als ‘Wat moet ik met dit mitrailleurvuur aan laboratoriumuitslagen – ik wil weten of deze man de vuilnisbak nog buiten kan zetten’ en ‘Geneeskunde gaat over het beter maken van zieke mensen; ziekten zijn niet meer dan een hulpconstructie in dat streven, ze helpen bij de besluitvorming.’ Dit thema is al herkenbaar in zijn eerste artikel in het Tijdschrift, ‘Voor-oordelen in de diagnostiek’ (1970;1863-7).
Rooijmans was wars van dogmatisme en doorzag platgetreden paden in het denken over ziekte en gezondheid (‘Wanneer spreek je van ziekte en wanneer is het nog normaal tobben?’). Daarbij zocht hij naar een manier om in het denken een stapje verder te komen en standpunten bij elkaar te brengen. Zo kwam hij in de controverse tussen alternatieve en reguliere geneeskunde met de uitspraak ‘Alternatieve geneeskunde geneest geen ziekten – maar zij helpt soms wel zieken’ (2003;1717-20). Daarmee wilde hij benadrukken dat artsen die hoog van de toren bliezen bij het veroordelen van kwakzalvers weinig oog hadden voor de noden van patiënten met klachten die niet in het model passen van de reguliere, maar erg reductionistische geneeskunde. De reacties bleven niet uit: 15 ingezonden brieven met felle uitspraken. En Harry liep met een brede grijns rond en verkneukelde zich dat de geworpen steen zo veel golven had veroorzaakt in de veelal kalme vijver van het lezerspubliek. Het redactiewerk deed hij met veel plezier – hij liet wel eens doorschemeren dat het een tegenwicht bood: ‘Weet je, hier zijn de problemen oplosbaar.’
Rooijmans was naast scherpzinnig ook bijzonder aimabel en begaan met alle medewerkers in de Johannes Vermeerstraat, van hoog tot laag. Met zijn pijp in de mond, aanvankelijk nog met rook erin, later gedoofd, liep hij bij iedereen binnen, maakte een praatje en had een luisterend oor. Toen in 2009 om financiële redenen afscheid genomen moest worden van een groot aantal medewerkers kwam hij daarvoor naar Amsterdam en was voor ieder – hij kende ze van nabij – met warme belangstelling en medeleven duidelijk aanwezig.
Harry Rooijmans was een groot liefhebber van de Russische arts-schrijver Tsjechow (2003;406-11). Wat hem bij Tsjechow intrigeerde en ook ontroerde waren de onopvallende verhalen in de levens van gewone mensen. Als we hem naar aanleiding van zijn overlijden zouden kunnen vragen: ‘Harry, een fietsongeval, is dat niet een beetje banaal?’, dan zou hij in die geest waarschijnlijk antwoorden: ‘Maar jongen, het leven ís banaal.’
We gaan hem erg missen. Zijn vrouw Nel, zijn kinderen en kleinkinderen wensen wij alle kracht toe om dit verlies te dragen.
Reacties