Samenvatting
Doel
Het bepalen van de prevalentie van diabetes gravidarum bij risicozwangeren in het 2e of 3e trimester van de zwangerschap met behulp van de orale glucosetolerantietest met 75 g glucosebelasting (75 g-OGTT), en het bepalen van de prevalentie van de insulinetherapie na initiële dieetinterventie.
Opzet
Prospectief cohortonderzoek.
Methode
Zwangeren met een risicofactor op het ontwikkelen van diabetes gravidarum ondergingen de 75 g-OGTT in het 2e of 3e trimester, bij voorkeur tussen de 24 en 28 weken zwangerschapsduur. De diagnose ‘diabetes gravidarum’ werd gesteld wanneer er sprake was van een nuchter bepaalde plasmaglucosewaarde van ≥ 7,0 mmol/l of van een plasmaglucosewaarde ≥ 7,8 mmol/l 2 h na orale inname van 75 g glucose. De zwangeren met diabetes gravidarum werden in eerste instantie behandeld met een dieet. Bij een persisterende hyperglykemie werd naast het dieet begonnen met insulinebehandeling.
Resultaten
In totaal includeerden we 471 zwangeren. 75,8% hiervan onderging de 75 g-OGTT bij een zwangerschapsduur tussen de 24 en 28 weken; 24,2% onderging de test tussen de 28 en 35 weken zwangerschapsduur. Bij 24,2% van de zwangeren werd de diagnose ‘diabetes gravidarum’ gesteld. Dieetinterventie leidde in 77,2% van de zwangeren tot normalisering van de bloedglucosewaarde. De overige 22,8% had tevens behandeling met insuline nodig.
Conclusie
Wij vonden een hoge prevalentie van diabetes gravidarum onder risicozwangeren. Bij de meeste zwangeren kon diabetes gravidarum behandeld worden met een dieet. Een multidisciplinaire aanpak van de verloskundige eerste- en tweedelijnszorg, de diëtist en de internist is nodig om de aandoening in de zwangerschap tijdig en op correcte wijze vast te stellen en te behandelen.
Reacties