Screening met behulp van orale glucosetolerantietest

Prevalentie van diabetes gravidarum bij risicozwangeren

Onderzoek
Ilse J. Arendz
Peter H.N. Oomen
Albert Wolthuis
Nienke M. van der Velde
Janna A. Kroese
Ingrid van der Veen
Nic J.G.M. Veeger
Taeke Spinder
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A5409
Abstract

Samenvatting

Doel

Het bepalen van de prevalentie van diabetes gravidarum bij risicozwangeren in het 2e of 3e trimester van de zwangerschap met behulp van de orale glucosetolerantietest met 75 g glucosebelasting (75 g-OGTT), en het bepalen van de prevalentie van de insulinetherapie na initiële dieetinterventie.

Opzet

Prospectief cohortonderzoek.

Methode

Zwangeren met een risicofactor op het ontwikkelen van diabetes gravidarum ondergingen de 75 g-OGTT in het 2e of 3e trimester, bij voorkeur tussen de 24 en 28 weken zwangerschapsduur. De diagnose ‘diabetes gravidarum’ werd gesteld wanneer er sprake was van een nuchter bepaalde plasmaglucosewaarde van ≥ 7,0 mmol/l of van een plasmaglucosewaarde ≥ 7,8 mmol/l 2 h na orale inname van 75 g glucose. De zwangeren met diabetes gravidarum werden in eerste instantie behandeld met een dieet. Bij een persisterende hyperglykemie werd naast het dieet begonnen met insulinebehandeling.

Resultaten

In totaal includeerden we 471 zwangeren. 75,8% hiervan onderging de 75 g-OGTT bij een zwangerschapsduur tussen de 24 en 28 weken; 24,2% onderging de test tussen de 28 en 35 weken zwangerschapsduur. Bij 24,2% van de zwangeren werd de diagnose ‘diabetes gravidarum’ gesteld. Dieetinterventie leidde in 77,2% van de zwangeren tot normalisering van de bloedglucosewaarde. De overige 22,8% had tevens behandeling met insuline nodig.

Conclusie

Wij vonden een hoge prevalentie van diabetes gravidarum onder risicozwangeren. Bij de meeste zwangeren kon diabetes gravidarum behandeld worden met een dieet. Een multidisciplinaire aanpak van de verloskundige eerste- en tweedelijnszorg, de diëtist en de internist is nodig om de aandoening in de zwangerschap tijdig en op correcte wijze vast te stellen en te behandelen.

Auteursinformatie

Medisch Centrum Leeuwarden, Leeuwarden.

Afd. Obstetrie en Gynaecologie: drs. I.J. Arendz, aios obstetrie en gynaecologie (thans: Martini Ziekenhuis, Groningen); drs. N.M. van der Velde en drs. J.A. Kroese, aiossen obstetrie en gynaecologie (thans beide: UMCG, Groningen); dr. T. Spinder, gynaecoloog.

Afd. Interne Geneeskunde: dr. P.H.N. Oomen, internist.

Wetenschapsbureau MCL Academie: dr. N.J.G.M. Veeger, epidemioloog.

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Obstetrie en Gynaecologie, Groningen.

Drs. I. van der Veen, aios obstetrie en gynaecologie (thans: Martini Ziekenhuis, Groningen).

Stichting Klinisch Chemisch Laboratorium, afd. Klinische Chemie, Leeuwarden.

Dr. A. Wolthuis, klinisch chemicus.

Contact drs. I.J. Arendz (ilsearendz@gmail.com)

Verantwoording

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 6 maart 2013

Auteur Belangenverstrengeling
Ilse J. Arendz ICMJE-formulier
Peter H.N. Oomen ICMJE-formulier
Albert Wolthuis ICMJE-formulier
Nienke M. van der Velde ICMJE-formulier
Janna A. Kroese ICMJE-formulier
Ingrid van der Veen ICMJE-formulier
Nic J.G.M. Veeger ICMJE-formulier
Taeke Spinder ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties