Samenvatting
Doel
Bepaling van prevalentie en incidentie van depressie bij Drentse verzorgingshuisbewoners.
Opzet
Transversaal en longitudinaal onderzoek.
Methode
In 11 verzorgingshuizen in Drenthe werden 479 bewoners (gemiddeld: 85 jaar) geïnterviewd. Bij de respondenten zonder depressie tijdens de eerste meting én die een tweede maal onderzocht konden worden (n = 295) werd na 6 maanden de incidentie gemeten. De diagnostische procedure bestond uit twee fasen. Na screening met de ‘Geriatric depression scale’ werden personen met een score > 10 onderzocht met de ‘Vragenschema's voor de klinische beoordeling in de neuropsychiatrie’ (SCAN) om een eventuele DSM-IV-diagnose ‘depressie’ te stellen.
Resultaten
De prevalentie van ‘depressieve stoornis’ was 4,1 (95-BI: 2,3-5,9), evenals van beperkte depressie. De 6-maandsincidentie van depressieve stoornissen en beperkte depressies samen was 2,1 (95-BI: 0,5-3,7).
Conclusie
De prevalentie van depressieve stoornissen was 2 maal zo hoog als gerapporteerd bij hoogbejaarden in de algemene bevolking, terwijl de cijfers lager waren dan gewoonlijk in verzorgingshuizen.
Reacties