Samenvatting
Doel
Vergelijken van uitkomsten van selectie van de eventueel op trisomie 21 te testen zwangeren door hantering van een leeftijdsgrens of door gebruik van de tripletest.
Opzet
Theoretische evaluatie.
Methode
Met behulp van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek over geboorten in relatie tot de leeftijd van de moeder voor de jaren 1980, 1985, 1990 en 1994 en de leeftijdsspecifieke kans op een kind met het Down-syndroom werd het te verwachten aantal kinderen met trisomie 21 retrospectief berekend. Tevens werden enkele uitvoeringskenmerken van beide selectiemethoden bepaald en met elkaar vergeleken.
Resultaten
Door verschuiving van zwangerschap naar latere leeftijd nam de omvang toe van de risicogroep die op grond van het leeftijdscriterium in aanmerking kwam voor prenatale diagnostiek. Bij gelijkblijvende deelname van zwangeren zou hierdoor tevens het aantal abortussen van gezonde kinderen ten gevolge van invasief onderzoek stijgen. Bij selectie van de risicogroep via de tripletest traden deze toenamen niet op. De risicogroep die via de tripletest werd gedefinieerd, omvatte ongeveer 60 van de vrouwen in verwachting van een kind met trisomie 21; de groep die via het leeftijdscriterium werd gedefinieerd slechts 23 tot 30. Het aantal invasieve onderzoeken dat verricht zou moeten worden om 1 kind met trisomie 21 vroeg op te sporen was bij selectie via de tripletest beduidend kleiner dan bij selectie op grond van leeftijd.
Conclusie
Met de tripletest hoeven minder zwangeren onderzocht te worden, terwijl meer kinderen met trisomie 21 worden opgespoord dan bij toepassing van het leeftijdscriterium.
Reacties