Samenvatting
- Bij ongeveer 40 van de patiënten met een bacteriële pneumonie wordt röntgenologisch ophoping van pleuravocht geconstateerd.
- Meestal is het verloop ‘ongecompliceerd’ en verdwijnt het pleuravocht bij antibiotische therapie. In 5-10 van de gevallen krijgt de pleuravochtophoping een ‘gecompliceerd’ karakter (loketvorming); bij uitstel van drainage vormt zich dan een empyeem.
- Gezien de ongunstige impact hiervan op morbiditeit en sterfte is het van belang pleuravochtophoping snel te detecteren en te evalueren.
- Het vinden van intrapleurale pus is de enige absolute indicatie voor drainage.
- Bij elke andere pleuravochtophoping dient men per patiënt de kans op de ontwikkeling van complicaties te schatten aan de hand van radiografische, biochemische en bacteriologische parameters van de effusie. Afhankelijk van deze bevindingen opteert men voor drainage, voor fibrinolytica, voor videogeassisteerde thoracoscopische chirurgie, voor thoracotomie met of zonder decorticatie of voor open drainage.
- Hoewel elke pleuravochtophoping een individuele aanpak vereist, is getracht op basis van literatuurstudie en meningen van experts een bruikbaar behandelingsplan op te stellen.
Reacties