Pilgebruik door adolescenten voor anticonceptie of als therapie

Onderzoek
M.H.A. van Hooff
R.A. Hirasing
M. Kaptein
C. Koppenaal
F.J. Voorhorst
J. Schoemaker
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:178-82
Abstract

Samenvatting

Doel

Beschrijven van frequentie en redenen van anticonceptiepilgebruik onder adolescenten in de 3e klas van het voortgezet onderwijs, en van de invloed van kalenderleeftijd, gynaecologische leeftijd (leeftijd minus menarcheleeftijd) en schooltype.

Plaats

Scholen voor voortgezet onderwijs in het verzorgingsgebied van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Amstelland-de Meerlanden.

Opzet

Observationeel onderzoek.

Methode

Met een vragenlijst en een individueel interview werd gevraagd naar pilgebruik en indicatie. Leerlingen met één of beide ouders van niet-Westeuropese origine werden buiten beschouwing gelaten.

Resultaten

De respons op de vragenlijst was 92, op het interview 83. Van de 2248 respondenten (gemiddelde leeftijd 15,3 jaar (SD: 0,6)) gebruikten 248 (11) de pil; van dezen gebruikte 74 een sub-50-pil, 3 een pil met 50 µg oestrogenen, 3 een 3-fasenpreparaat en 17 een pil met anti-androgenen. Van 14-, 15- en 16-jarigen gebruikte respectievelijk 4, 12 en 28 de pil. Van de 15-jarigen noemde 36 anticonceptie als voornaamste reden, 20 cyclusstoornissen, 28 dysmenorroe, 12 acne en 5 overige redenen. Kalenderleeftijd, gynaecologische leeftijd en schooltype hingen onafhankelijk samen met de frequentie van het totale pilgebruik en van het pilgebruik als anticonceptie of behandeling bij dysmenorroe (multipele logistische regressieanalyse), maar minder met pilgebruik voor cyclusstoornissen.

Conclusie

Geschat werd dat in Nederland het pilgebruik onder 14-16-jarigen momenteel 2 keer zo hoog is als in 1982. Het pilgebruik wordt beïnvloed door gynaecologische leeftijd, kalenderleeftijd en schooltype. De eerste twee factoren zijn determinanten van biologische rijping; de laatste van groepscultuur.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, subafd. Voortplantingsendocrinologie en Vruchtbaarheidsonderzoek, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam.

M.H.A.van Hooff, epidemioloog; mw.M.Kaptein, verpleegkundige; dr.F.J.Voorhorst, epidemioloog-gynaecoloog; prof.dr.J.Schoemaker, voortplantingsendocrinoloog.

TNO Preventie en Gezondheid, Leiden.

Dr.R.A.Hirasing, kinderarts-jeugdarts.

Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Amstelland-de Meerlanden, Amstelveen.

C.Koppenaal, jeugdarts.

Contact M.H.A.van Hooff

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties