Karnofsky en Burchenal stelden in 1949 algemene criteria voor om de waarde van chemotherapeutica bij de behandeling van kanker te beoordelen.1 De richtlijnen waren subjectieve verbetering, objectieve verbetering, duur van de remissie en verlenging van het leven. Omdat een objectieve en een subjectieve verbetering zich kunnen voordoen terwijl patiënt bedlegerig blijft, werd door hen de noodzaak gevoeld een extra criterium bij de beoordeling te betrekken. Zij introduceerden daarom de ‘performance scale’, een 11-puntsschaal lopend van 0 (laagste waardering) tot en met 100 waarmee subjectief de algemene toestand van de patiënt wordt beoordeeld (tabel 1). Met de schaal kan worden aangegeven of de patiënt tot normale activiteit en tot werken in staat is, al dan niet hulp behoeft en (of) afhankelijk is van medische zorg. Zij meet de lichamelijke mogelijkheden van de patiënt en diens belasting voor zijn familie of voor de maatschappij. Als voorbeeld noemen Karnofsky en Burchenal…
'Performance scales' in de oncologie
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:632-4
Reacties