Samenvatting
Doel
Evaluatie partiële splenectomie bij kinderen voor pathologische stadiëring van de ziekte van Hodgkin.
Opzet
Prospectief klinisch onderzoek.
Plaats
Academisch Ziekenhuis Groningen.
Methode
Van 1982-1988 werd bij 12 kinderen met de ziekte van Hodgkin tijdens de stadiëringslaparotomie een partiële splenectomie uitgevoerd. Deze kinderen werden na deze operatie tot een mediaan van 6 jaar (uitersten 4-10) gevolgd.
Resultaten
De mediane opnameduur in het ziekenhuis na de laparotomie bedroeg 7 dagen. Er was geen postoperatieve sterfte, terwijl er 1 keer een tweede laparotomie nodig was. Gedurende een mediane follow-up-duur van 6 jaar stierf 1 patiënt aan secundaire leukemie. De overige 11 patiënten hadden geen ziekte meer. Geen der patiënten kreeg een sepsis en er werden geen Howell-Jolly-lichaampjes in het perifere bloed gevonden.
Conclusies
Partiële splenectomie voor pathologische stadiëring van de ziekte van Hodgkin is een veilige methode, die nauwelijks onderschatting van het stadium oplevert en die voldoende miltfunctie waarborgt, afhankelijk van de specifieke behandeling van de ziekte van Hodgkin.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, januari 1994,
De methode die Hoekstra et al. beschrijven voor de stadiëring per laparotomie, waarbij een partiële in plaats van een totale splenectomie wordt verricht, wordt door hen veilig genoemd (1993;2491-4). Dit mag dan wel zo zijn, het neemt niet weg dat het verrichten van een stadiëringslaparotomie met splenectomie bij kinderen met de ziekte van Hodgkin als obsoleet beschouwd mag worden.
De argumenten op grond waarvan de schrijvers de stadiëringslaparotomie verdedigen, zijn alle ontleend aan artikelen die minstens 10 jaar geleden werden gepubliceerd. Naar onze mening is het onjuist om bij kinderen met de ziekte van Hodgkin een laparotomie uit te voeren, ongeacht of een totale dan wel een partiële splenectomie wordt verricht. Anderen delen dit standpunt.
Noch bij de werkgroep Kindertumoren in Amsterdam noch in het Kinderchirurgisch Centrum Amsterdam is op een totaal aantal van ruim 100 kinderen met de ziekte van Hodgkin voor de stadiëring ooit een laparotomie met splenectomie noodzakelijk geacht. Wij twijfelen dan ook aan het nut van de aanbevelingen van de schrijvers.
(Geen onderwerp)
Groningen, februari 1994,
In ons artikel komen wij op grond van onze ervaringen slechts tot de conclusie dat bij stadiëringslaparotomie bij de ziekte van Hodgkin, partiële splenectomie een alternatief is voor totale splenectomie: de ingreep is veilig, leidt nauwelijks tot onderschatting van het stadium en waarborgt voldoende miltfunctie. Wij hebben geen aanbevelingen gedaan met betrekking tot de indicatie voor het verrichten van stadiëringslaparotomie, al dan niet met (partiële) splenectomie. Wel hebben wij in ons artikel aangegeven dat de laatste jaren behandelschema's zijn ontworpen die minder gebaseerd zijn op pathologische stadiëring maar meer op de verbeteringen in beeldvormend onderzoek.12 Bij alle in ons artikel beschreven patiënten werd de diagnose gesteld vóór 1988 en sindsdien zijn ook in ons ziekenhuis minder laparotomieën met splenectomie uitgevoerd. Om te stellen dat deze methode obsoleet is, zoals collega Vos stelt, gaat ons echter te ver. In alle discussies is primair uitgangspunt dat een diagnostische ingreep zoals laparotomie met splenectomie alleen dan gerechtvaardigd is als deze voldoende consequenties heeft voor het te volgen therapeutische beleid. In de discussie tussen voor- en tegenstanders van stadiëringslaparotomie met splenectomie staat de vraag centraal of de nadelen van een laparotomie met nauwkeurige pathologische stadiëring opwegen tegen de voordelen van een behandeling specifiek aangepast aan het gevonden stadium; met andere woorden: of er sprake is van overbehandeling wanneer men niet pathologisch stadieert. Deze discussie is nog niet beslist en wordt bemoeilijkt doordat de lange-termijngevolgen van de verschillende benaderingswijzen die bij de behandeling van de ziekte van Hodgkin op korte termijn tot een goed resultaat leiden, pas na 15-20 jaar duidelijk worden.3-5 Recente literatuur heeft echter aangetoond dat met modern beeldvormend onderzoek, zoals de computertomografie (CT), niet altijd de bevindingen bij laparotomie kunnen worden voorspeld.6
Schellong G, Brämswig JH, Schwarze EW, Wannenmacher M. An approach to reduce treatment and invasive staging in childhood Hodgkin's disease: the sequence of the German Dal multicenter studies. Bull Cancer (Paris) 1988; 75: 41-51.
Schellong G, Waubke-Landwehr AK, Langermann HJ, Riehm HJ, Bramswig JH, Ritter J. Prediction of splenic involvement in children with Hogdkin's disease. Significance of clinical and intraoperative findings. A retrospective statistical analysis of 154 patients in the German therapy study DAL-HD-78. Cancer 1986; 57: 2049-56.
Mauch P, Somers R. Controversies in the use of diagnostic staging laparotomy and splenectomy in the management of Hodgkin's disease. Ann Oncol (Suppl) 1992; 3: S41-3.
Cosset JM, Henry-Amar M, Meerwaldt JH, et al. The EORTC trials for limited stage Hodgkin's disease. Eur J Cancer 1992; 28: 1847-50.
Ultmann JE. Classification of Hodgkin's disease: yesterday, today and tomorrow. Eur J Cancer 1992; 12: 2074-9.
Mendenhall NP, Cantor AB, Williams JL, et al. With modern imaging techniques, is staging laparotomy necessary in pediatric Hodgkin's disease? A pediatric oncology group study. J Clin Oncol 1993; 11; 2218-25.