De eerste beschrijving van een patiënt met een paraneoplastische cerebellaire degeneratie is volgens sommigen gegeven door Brouwer, die in 1919 een subacuut cerebellair syndroom beschreef bij een patiënt met een sarcoom van het bekken.1 Pas in 1938 veronderstelde hij – samen met Biemond – dat er een causaal verband (‘toxicose’) kan bestaan tussen de viscerale en de neurologische afwijking, toen hij inmiddels nog 5 andere gevallen met ovarium- of borstcarcinoom uit de literatuur had verzameld.2 Ongeveer 50 jaar later is men er geleidelijk in geslaagd iets van deze samenhang te ontrafelen. De belangrijkste paraneoplastische neurologische syndromen (PNS) zijn bij de meeste artsen wel bekend, maar doordat ze zeldzaam zijn en vaak voorafgaan aan de ontdekking van de tumor, worden de syndromen dikwijls niet tijdig onderkend.
Kennis van de voornaamste PNS is van belang om de volgende redenen:3
– ze behoren in de differentiaaldiagnose van neurologische syndromen bij…
Reacties