Samenvatting
Doel
Vaststellen hoe vaak een paniekstoornis en/of depressie voorkomt bij patiënten die zich met klachten van pijn op de borst of hartkloppingen melden op een Eerste Harthulp (EHH) en bij wie er op dat moment geen cardiale genese voor de klachten kan worden gevonden.
Opzet
Prospectief enquêteonderzoek.
Methode
In 3 maanden (1 november 1998-31 januari 1999) werden alle patiënten die zich met pijn op de borst of palpitaties zonder cardiale genese op de EHH van het Academisch Ziekenhuis Maastricht meldden en vervolgens werden ontslagen, psychiatrisch gescreend door middel van een vragenlijst, de ‘Hospital anxiety and depression scale’ (HADS). Indien de patiënt boven een vastgestelde grenswaarde van 8 scoorde en geen cardiologische genese van de klachten had, werd door middel van een gestructureerd psychiatrisch interview, de ‘Mini international neuropsychiatric interview’ (MINI), beoordeeld of er een paniekstoornis en/of depressie was.
Resultaten
Van een totaal van 621 patiënten voldeden 251 aan de inclusiecriteria; 134 (53) gaven informed consent (72 (54) mannen; 62 (46) vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 55,9 jaar (SD: 13,2; uitersten: 23-84)). Van de 134 scoorden 77 ≥ 8 op de HADS; bij 59 (30 mannen; 29 vrouwen) van hen kon de MINI worden afgenomen: bij 49 (83) werd paniekstoornis (n = 45) en/of depressie (n = 4) gediagnosticeerd. Bij 7/45 had de cardioloog een psychiatrische diagnose (‘hyperventilatie’) gesteld.
Conclusie
Bij 83 van de patiënten die zich op de Maastrichtse EHH meldden met cardiale klachten, maar zonder cardiale oorzaak en met een HADS-score ≥ 8, werd paniekstoornis en/of depressie vastgesteld.
Reacties