Samenvatting
Bij een 49-jarige met HIV geïnfecteerde vrouw die krachtige antiretrovirale medicatie (HAART) kreeg, ontstond een eindstadium van leverfalen. Zij had tevens een acute exacerbatie van hepatitis B. Zij werd behandeld met levertransplantatie en 2 jaar daarna was zij in goede conditie. Zij werd op dat moment behandeld met tacrolimus, lamivudine, tenofovir, nelfinavir en met hepatitis-B-immunoglobuline. HIV-RNA en DNA van Hepatitis-B-virus waren ondetecteerbaar; het CD4-getal was niet-afwijkend en het transplantaat functioneerde goed. Er hadden zich geen opportunistische infecties voorgedaan. HIV-infectie is lang beschouwd als een absolute contra-indicatie voor orgaantransplantatie, vanwege de verhoogde kans op infecties en snelle progressie naar aids. Door HAART kan de immuunfunctie worden hersteld. Op dit moment geven internationale ervaringen met levertransplantatie bij HIV-positieve patiënten die niet geïnfecteerd zijn met hepatitis C veelbelovende resultaten. Met name zijn het risico van transplantaatafstoting, opportunistische infecties en progressie naar aids niet verhoogd. Derhalve zijn er voorwaarden geformuleerd voor orgaantransplantatie bij HIV-positieve ontvangers.
Reacties