Al vrij lang is bekend dat zogenoemde monogenetische erfelijke aandoeningen worden veroorzaakt door één pathogene mutatie in het verantwoordelijke gen. Bij multifactoriële aandoeningen wordt de betrokkenheid verondersteld van meerdere genen, waarin variaties voorkomen. Een van die variaties is een polymorfisme. Een polymorfisme is het vóórkomen binnen een populatie van twee of meer allelen, dat wil zeggen alternatieve vormen van een gen, op eenzelfde plaats in het DNA, waarbij het minst frequente allel vaker voorkomt dan door een nieuwe mutatie kan worden verklaard; die laatste frequentie wordt arbitrair gesteld op tenminste 1.
Bij de genetische ontrafeling van multifactoriële aandoeningen probeert men specifieke polymorfismen in het DNA te vinden die bewerkstelligen dat een individu met een bepaald polymorfisme meer of juist minder kans heeft op het krijgen van een multifactoriële aandoening. Daarbij veronderstelt men bovendien een exogene invloed die zou inspelen op die variatie in het DNA. Deze genetische ontrafeling staat echter…
Reacties