Samenvatting
– Moderne voortplantingstechnieken en alternatieve gezinsstructuren (met alleenstaande of homoseksuele ouders en adoptiesituaties) roepen vragen op over consequenties voor de betrokken opgroeiende kinderen.
– Genetische banden lijken minder belangrijk voor het gezinsfunctioneren dan een sterke wens naar ouderschap: de kwaliteit van het ouderschap is bij ouders die zich grote moeite hebben getroost om een kind te krijgen, groter dan bij de gemiddelde natuurlijke ouders. Kenmerken van de ouderouders, zoals pedagogische kwaliteiten, evenals de kwaliteit van de ouder-kindrelatie, lijken belangrijker dan het gezinstype.
– Gepubliceerde onderzoeksresultaten geven geen aanleiding lesbische gezinnen anders te beoordelen dan heteroseksuele gezinnen als gezinsvorm om kinderen in te laten opgroeien.
– Bij het opgroeien van kinderen in een eenoudergezin is de negatiefste factor ten aanzien van het functioneren van het kind de huwelijksconflicten die aan de eenoudersituatie zijn voorafgegaan; opgevoed worden door één ouder heeft op zich geen nadelige invloed.
– Aan het ouderschap worden bij ouders van buitenlandse adoptiekinderen over het algemeen veel meer eisen gesteld dan bij ouders van biologische kinderen. Het opvoeden van een buitenlands adoptiekind door een alleenstaande ouder brengt extra risico's voor de ontwikkeling van het kind mee.
– Gegevens over de ontwikkeling van kinderen in alternatieve gezinsstructuren zijn vaak gebaseerd op uitzonderlijk competente ouders, hetgeen de bevindingen positief kan hebben gekleurd.
Reacties