De genderzorg in Nederland is niet zo onderbouwd als het lijkt. Dat vinden ethicus Jilles Smids en professor huisartsgeneeskunde Patrik Vankrunkelsven. Een eerdere klinische les in dit tijdschrift over kinderen en jongeren met genderincongruentie geeft volgens hen een onvolledig beeld.
In de klinische les ‘Jongeren met genderincongruentie’ geven diverse deskundigen van het Radboudumc, het Amsterdam UMC en Genderteam Zuid-Nederland een overzicht van onder andere de prevalentie, organisatie van zorg, diagnostiek, indicatiestelling en diverse aspecten van de hormoonbehandelingen.1 Op cruciale punten is de weergave van de wetenschappelijke stand van zaken en de internationale discussie echter onvolledig. In de huidige context met meer dan 2000 jongeren op de wachtlijst van de genderklinieken en de toenemende controverse over wat goede genderzorg inhoudt, is dat problematisch. In dit artikel kaarten wij vijf problemen aan met betrekking tot de klinische les. In het supplement bij dit artikel staan extra literatuurverwijzingen en toelichtende voetnoten.
Zwak bewijs voor veiligheid en effectiviteit
Het eerste en meest fundamentele probleem is dat de behandeling met puberteitsremmers en cross-seksehormonen (hormonen van het andere biologische geslacht) in Nederland nog steeds als reguliere behandeling gegeven worden, terwijl de wetenschappelijke basis zeer zwak…
Reacties