Samenvatting
Doel
Beschrijven van de resultaten van parotidectomie wegens pleomorf adenoom van de glandula parotis bij 245 patiënten, 1974-1994.
Opzet
Descriptief.
Plaats
Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Amsterdam.
Methode
Van iedere patiënt werden follow-upgegevens verkregen via jaarlijks poliklinisch fysisch diagnostiekonderzoek, doorgaans gedurende 10 jaar, alsmede via een schriftelijke enquête (1995) bij de betrokken huisartsen.
Resultaten
In de periode 1974-1994 werden 246 parotidectomieën bij 245 patiënten verricht voor een primair pleomorf adenoom. Het betrof 131 ‘partiële’ en 61 ‘volledige’ oppervlakkige parotidectomieën, 30 partiële zowel oppervlakkige als diepekwabparotidectomieën, 16 ‘selectieve’ diepekwabresecties en 8 ‘totale’ parotidectomieën. Er ontvingen 11 patiënten postoperatieve radiotherapie om uiteenlopende redenen. De mediane follow-up bedroeg 95 maanden. Er overleden 14 patiënten zonder recidief. Er kregen 2 patiënten (2245; 0,8) een lokaal recidief, beiden na totale parotidectomie voor een diepekwabtumor. Geen van de patiënten kreeg een permanente N. facialis-parese of -paralyse. De incidentie van het syndroom van Frey bedroeg voor de partiële oppervlakkige parotidectomieën 6,9 (9131) tegen 13,1 (861) voor de volledige oppervlakkige parotidectomieën. In de latere jaren werd bij de meeste patiënten het posterieure takje van de N. auricularis magnus gespaard.
Conclusie
Partiële parotidectomie is in ervaren handen zeer effectief bij pleomorf adenoom: een lokaal recidief doet zich zelden voor, terwijl de morbiditeit over het algemeen gering is. Langdurige controle is slechts bij hoge uitzondering geïndiceerd.
Reacties