Onder professoren

Joeri Tijdink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:B2192

artikel

Hooggespannen waren mijn verwachtingen toen ik als tweedejaars geneeskundestudent mijn eerste hoorcollege psychiatrie volgde: een patiëntdemonstratie. Psychiatrie leek mij het meest inspirerende en bijzondere vak binnen de geneeskunde.

Een hoogleraar psychiatrie kwam helemaal naar de collegezaal – de andere kant van het ziekenhuis – en zou de patiëntdemonstratie leiden. Ik verheugde me op een welbespraakte hoogleraar die feilloze gesprekstechnieken etaleerde, waaruit zijn eruditie en gespreksvaardigheid zou blijken. Ik stelde me voor dat hij met enkele vragen waardevolle anamnestische informatie zou ontfutselen die nieuwe diagnostische vergezichten zouden openbaren.

‘Het leek op een poppenkasttheater met welbespraakte personages’

De hoogleraar in kwestie bleek geen gesprekstechniekenenthousiasteling. Hij had er zelfs bijzonder weinig talent voor. Hij stelde een paar gesloten vragen, viel op door zijn gebrek aan empathie en er was nauwelijks contactgroei. De hoogleraar lardeerde maar met suggestieve vragen als: ‘Heeft u ook wel eens…?’, of ‘Had u altijd al last van…’. Kortom, het gesprek verliep stroef.

Toegegeven, mijn verwachtingen waren wat te hooggespannen. Toch is het me altijd bijgebleven. Hoe kon het dat een hoogleraar psychiatrie zo slecht was in gesprekstechnieken? Later leerde ik dat hoogleraren maar 8 klinische uren hoeven te werken voor het behoud van hun registratie als medisch specialist en dat ze deze uren vooral vullen met supervisie. Bovendien word je hoogleraar vanwege je wetenschappelijke prestaties, niet vanwege je klinische vaardigheden. Sporadisch ziet men nog een patiënt, want met al die andere taken – onderzoek, management en onderwijs – is er eigenlijk geen tijd meer voor patiënten.

Aan dit voorval moest ik denken toen ik onlangs de hoorzitting zag in de Tweede Kamer, waarin het ging over de deplorabele toestand van de ggz-patiëntenzorg. Het Trimbos-instituut had een zorgwekkende toename aan psychische stoornissen geconstateerd en gezien alle problemen binnen de ggz mochten een aantal experts hun licht op de zaak laten schijnen. Die experts waren hoogleraren. Gezien hun drukke agenda’s zagen zij nauwelijks nog patiënten; 2 van de 3 hadden zelfs nooit in een ggz-instelling gewerkt, enkel in een UMC.

De antwoorden die ze gaven vond ik sterk. Hoewel de hoogleraren vooral hun stokpaardjes bereden, vond ik ze erudiet en ze bespraken enkele relevante zaken.

Ik vond het ook merkwaardig. Wat weten zij er nu van? Ze staan niet met de poten in de klei. Dit leek een beetje op een poppenkasttheater met welbespraakte personages. Waarom waren er geen klinische experts uitgenodigd? Die kunnen vertellen hoe troosteloos het is als je patiënt een halfjaar moet wachten op een opname of hoe een ggz-patiënt van het kastje naar de stigmamuur wordt gestuurd. Maar ja, die klinische psychiaters hebben geen tijd om naar de Tweede Kamer af te reizen. Die moeten hun productienorm halen.

Auteursinformatie

Joeri Tijdink is psychiater en onderzoeker bij het Amsterdam UMC en de VU in Amsterdam. Hij is een van de 5 vaste columnisten voor het NTvG.

Contact Joeri Tijdink (j.tijdink@amsterdamumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties